In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 16 december 2020 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar van de inspecteur vernietigd. De inspecteur had echter het hoger beroep niet tijdig ingediend, waardoor het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaarde. De inspecteur had geen gronden aangevoerd die de termijnoverschrijding konden verschoonbaar maken. Het hof oordeelde dat de termijn voor het indienen van het hoger beroepschrift op 4 februari 2021 was verstreken en dat de inspecteur niet had aangetoond dat het hoger beroepschrift eerder was aangeboden. De uitspraak van de rechtbank blijft daardoor in stand, en de inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende en het griffierecht.