ECLI:NL:GHSHE:2022:1084

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
200.306.181_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewindvoerder opgeroepen in hoger beroep ondanks ingaan bewind na datum arrest

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door [appellant] tegen [[ X ]] Tentenverhuur B.V. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst en de gevolgen van een ziekmelding van [appellant]. De appellant, die in dienst was van de geïntimeerde, heeft zich op 8 juni 2021 ziek gemeld. Gedurende de periode van zijn afwezigheid zijn er verschillende communicatie-uitwisselingen geweest tussen hem en de werkgever over zijn ziekte en de beschikbaarheid van aangepast werk. De appellant ontving zijn loon niet volledig, wat leidde tot een verzoek om informatie van zijn schuldhulpverlener. Op 20 september 2021 heeft de werkgever de appellant geïnformeerd dat hij niet meer werkzaam was. Op 3 maart 2022 is het vermogen van de appellant onder bewind gesteld, met benoeming van Credura Financial Services B.V. als bewindvoerder. Het hof heeft in deze procedure vastgesteld dat de bewindvoerder in de gelegenheid moet worden gesteld om zich uit te laten over de vraag of deze als formele procespartij voor de appellant wil optreden. Het hof heeft de zaak aangehouden en de termijn voor de bewindvoerder om zich uit te laten beperkt tot 14 dagen. De zaak is verwezen naar de rol van 19 april 2022, waarbij verdere beoordeling en beslissing zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.306.181/01
arrest van 5 april 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M.G.H. Terhorst te Weert,
tegen
[[ X ]] Tentenverhuur B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.B. Gubbels te Roermond,
op het bij exploot van dagvaarding van 25 januari 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 5 januari 2022, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9535691 \ CV EXPL 21-5593)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en twaalf producties, tevens houdende vermindering van eis;
  • de memorie van antwoord met vijf producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, voor de beoordeling relevante, feiten.
[appellant] is met ingang van 1 januari 2017 voor zes maanden in dienst getreden van [geïntimeerde] . Deze tijdelijke arbeidsovereenkomst is verlengd met één jaar, na afloop waarvan [appellant] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gekregen. Het laatstgenoten loon bedraagt € 1.361,74 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
Op 8 juni 2021 heeft [appellant] zich ziek gemeld. In de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 worden een aantal WhatsApp berichten gewisseld tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de afwezigheid van [appellant] . [appellant] refereert aan rugklachten vanwege een beknelde zenuw, [geïntimeerde] wijst erop dat zij aangepast werk beschikbaar heeft en dat [appellant] moet verschijnen. Op 14 en 15 juli laat [appellant] weten niet te kunnen komen. Ondertussen heeft [geïntimeerde] laten weten de afwezigheid van [appellant] te beschouwen als onbetaald verlof. Ook op 20 en 26 juli meldt [appellant] dat hij ziek is en niet in staat om te werken.
Tot en met de maand juni 2021 heeft [appellant] zijn nettoloon ontvangen van € 1.264,90. Op 28 juli 2021 heeft hij € 632,45 ontvangen en op 23 september 2021 € 397,21, nadat Credura Financial Services, de schuldhulpverlener van [appellant] , bij e-mail van 20 september 2021 informatie had gevraagd over het achterblijven van de loonbetaling.
Op 20 september 2021 heeft [geïntimeerde] [appellant] bericht dat hij niet meer werkzaam was voor [geïntimeerde] .
Blijkens vermelding in het Centraal curatele- en bewindregister is het vermogen van [appellant] bij beschikking van 3 maart 2022 met ingang van 16 maart 2022 onder bewind gesteld met benoeming van Credura Financial Services B.V. te [plaats] tot bewindvoerder.
3.2.
Omdat blijkens de zich in het dossier bevindende stukken [appellant] werd bijgestaan door een bewindsbureau als schuldhulpverlener, heeft het hof door raadpleging van het Centraal curatele- en bewindregister onderzocht of daarbij sprake was van een formele onderbewindstelling, een en ander in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525), die in r.o. 3.4.2. onder meer overwoog:
“Indien de rechter in de loop van het geding van het bewind op de hoogte raakt dient hij, zo nodig ambtshalve, in een tussenuitspraak de meest gerede partij in staat te stellen de bewindvoerder op te roepen om in het geding te verschijnen.”
3.3.
Gelet op deze overweging, zal het hof de verdere beoordeling van deze zaak aanhouden om de bewindvoerder in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of deze als formele procespartij voor [appellant] in de plaats wil treden.
3.4.
Het voorgaande brengt het hof dan tot na te melden beslissing, waarbij de termijn voor de bewindvoerder om zich uit te laten, gelet op de aard van deze procedure, een spoed kort geding, strikt zal worden beperkt tot de daarin genoemde 14 dagen.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 19 april 2022 om [appellant] in staat te stellen zijn bewindvoerder in het geding op te roepen;
houdt elke verdere beoordeling en beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Cremers, L.S. Frakes en B. Kloppert en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 april 2022.
griffier rolraadsheer