In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Woningstichting [woningstichting] voor letsel dat [appellant] heeft opgelopen door een ongeval met de voordeur van een woning. Op 24 juli 2016 viel [appellant] door het glas van de voordeur, die op dat moment was voorzien van enkel glas. Na het ongeval heeft [appellant] de Woningstichting aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden. De rechtbank Limburg heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen, waarna hij in hoger beroep is gegaan.
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld. [appellant] voerde aan dat de Woningstichting op grond van artikel 6:174 BW en 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade, omdat de voordeur niet voldeed aan de veiligheidseisen die men daarvan mocht verwachten. Het hof heeft vastgesteld dat de voordeur met enkel glas niet voldoet aan de NEN-norm 3569, die veiligheidsglas voorschrijft. Echter, het hof oordeelde dat de Woningstichting niet aansprakelijk is, omdat er geen wettelijke verplichting bestaat om veiligheidsglas te gebruiken in deze situatie en de kans op schade niet voldoende was onderbouwd door [appellant].
Het hof concludeert dat de grieven van [appellant] niet slagen en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 760,00 aan griffierecht en € 2.228,00 aan salaris advocaat. De uitspraak is gedaan op 18 januari 2022.