Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
principaal hoger beroepde man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken althans de verzoeken van de man af te wijzen.
voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, voor het geval de man wordt ontvangen en tenminste één van zijn grieven gegrond wordt verklaard, de beschikking van 22 november 2019 te vernietigen op de hierna te noemen punten en opnieuw rechtdoende bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 26 november 2020 met daarbij een brief van de advocaten van de man van diezelfde datum en producties 17 tot en met 20C, ingekomen op 27 november 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 26 november 2020 met daarbij een brief van de advocaten van de vrouw en producties 7 tot en met 11, ingekomen op 27 november 2020.
3.De feiten
INVESTERINGSOVEREENKOMST
(hof: de man), behoudens tegenbewijs van de comparante sub 2
(hof: de vrouw).
(hof: de man). Een en ander geldt niet voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
4.De omvang van het geschil
- voor recht verklaard dat de aandelen [Holding BVBA] vallen onder de privé-investeringen, zoals bedoeld in de huwelijkse voorwaarden;
- voor recht verklaard dat de vrouw gerechtigd is tot de helft van de waarde van de aandelen in [Holding BVBA] ;
- de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de vanaf 10 december 2018 gemaakte proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
5.De motivering van de beslissing
vrouwvoert in haar verweer tegen de grieven van de man allereerst aan dat de man niet-ontvankelijk is in zijn appel voor zover het de grieven I tot en met IV en deels ook grief V betreft.
manstelt dat hij wel ontvankelijk is in zijn grieven.
hofoverweegt als volgt.
zelf, maar slechts tegen het eindbeschikkingsgedeelte.
mande uitleg van de huwelijkse voorwaarden aan de orde. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte de huwelijkse voorwaarden (in rov. 3.87 en 3.88 van de bestreden beschikking) aldus heeft uitgelegd dat investeringen na het huwelijk in beginsel onder de reikwijdte van art. A. lid 1 van de huwelijkse voorwaarden vallen behoudens een elders in de huwelijkse voorwaarden beschreven uitzondering. Ter onderbouwing van deze grief voert de man het volgende aan.
vrouwheeft de grieven bestreden.
hofoverweegt als volgt.
nietdat alle investeringen door een der echtgenoten aangegaan na het huwelijk zouden vallen onder de reikwijdte van art. A. van de huwelijkse voorwaarden. Naar het oordeel van het hof moesten partijen er redelijkerwijze van uitgaan dat naast de gezamenlijke privé-investeringen als bedoeld in art. A. van de huwelijkse voorwaarden, er ook ruimte was voor eigen investeringen door ieder der echtgenoten.
consideransvan de huwelijkse voorwaarden is opgenomen dat partijen in aanmerking nemen dat zij wensen te trouwen onder huwelijkse voorwaarden waarbij elke gemeenschap van goederen wordt uitgesloten maar tegelijkertijd ook dat zij toekomstige investeringen, de zogenaamde privé-investeringen, voor gemeenschappelijke rekening en risico zullen aangaan. Tevens hebben partijen in aanmerking genomen dat het vermogen dat echtgenoten bij het aangaan van het huwelijk bezitten, de aanbrengsten, ook na het huwelijk van die echtgenoot blijven van wie het was ten tijde van het aangaan van het huwelijk. Onder deze aanbrengsten vallen ook de opbrengsten, kosten en lasten van deze goederen. Ten aanzien van deze aanbrengsten geldt blijkens het vijfde gedachtestreepje van de considerans “uitdrukkelijk” zaaksvervanging, zodat ook hetgeen voor de aanbrengsten in de plaats treedt, van die echtgenoot blijft die eigenaar was van het aangebrachte, waarna de considerans vervolgt:
art. A. van de huwelijkse voorwaardenzijn in lid 1 de volgende voorwaarden voor de totstandkoming van én van financiering van de daarin genoemde privé-investeringen overeengekomen.
financieringzal geschieden door ieder van de echtgenoten voor de helft en dat indien een van de echtgenoten aangeeft zijn/haar aandeel in het geïnvesteerd bedrag niet direct te kunnen voldoen, de andere partij de benodigde middelen zal voorschieten.
vrouwheeft bewijs aangeboden van haar stelling dat de aandelen [Holding BVBA] wel behoren tot de privé-investeringen zoals bedoeld in de huwelijkse voorwaarden door alle middelen rechtens en speciaal door middel van getuigen en geschrift. Als getuigen zouden onder meer kunnen optreden: de vrouw, de heer [betrokkene] , de dochter en de zoon van de vrouw.
hofgaat aan dit bewijsaanbod voorbij, omdat de door de vrouw aangedragen feiten en omstandigheden, indien bewezen, niet tot een andere beslissing van de zaak kunnen leiden. Ook hetgeen de vrouw overigens meer of anders heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
hofwijst de door de man verzochte uitvoerbaar bij voorraad verklaring van deze beschikking af, nu een uitsluitend declaratoire uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad kan zijn.