6.1.De vaststelling van de feiten in het vonnis van 6 maart 2019 onder 2. is niet
bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt, met enkele correcties/aanvullingen en met een door het hof aangebrachte letteraanduiding:
a. [appellant] is vergunninghouder en exploitant van de coffeeshops [de vennootschap] en [de vennootschap 2] te Sittard waarin al voor het jaar 1990 onder meer softdrugs werden verkocht. De Gemeente heeft in 2010 aan [de vennootschap] en [de vennootschap 2] vergunningen verleend op basis van de APV van de Gemeente en het op 7 juli 2004 vastgestelde coffeeshopbeleid. Bij beschikkingen van 25 april 2012 zijn aan [de vennootschap 2] en [de vennootschap] gewijzigde exploitatievergunningen verleend. Voor zover van belang houdt de (gewijzigde) exploitatievergunning van [de vennootschap 2] in:
“28. Coffeeshoplidmaatschappen mogen met ingang van 1 mei 2012 alleen worden afgegeven aan ingezetenen van Nederland van 18 jaar of ouder, (…)
Bezwaarmogelijkheid
Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift bij het college van burgemeester en wethouders (…) indienen.”
De aan [de vennootschap] verleende (gewijzigde) exploitatievergunning kent een vergelijkbaar ingezetenencriterium en bezwaarclausule.
In de begeleidende brief bij de verleende exploitatievergunningen van 25 april 2012 is voor zover van belang opgenomen:
“
Aanvullende criteria
Per1 mei 2012worden in de gemeenten van de provincies Limburg, Zeeland en Noord-Brabant het (…) ingezetenencriterium (I) ingevoerd (…)
Het I-criterium bepaalt dat er geen sprake kan zijn van lidmaatschap voor de coffeeshop voor anderen dan ingezetenen van Nederland van achttien jaar of ouder. Onder ingezeten wordt verstaan: Een persoon die zijn adres heeft in een gemeente van Nederland. (…) In de Aanwijzing Opiumwet zijn het B&I-criterium per 1 januari 2012 aan de bestaande AHOJG-criteria toegevoegd.
Nieuwe vergunning
Deze criteria zijn vastgelegd in aanvullende voorschriften in de bij deze brief gevoegde (gewijzigde) exploitatievergunning (…)
Bent u het er niet mee eens?
Als u het met dit besluit niet eens bent, dan kunt u bezwaar aantekenen. U kunt dit doen op basis van de Algemene wet bestuursrecht. (…)”.
b. Bij overeenkomst van 23 december 2011 (hierna: de “Overeenkomst”) zijn [appellanten] en [de vennootschap 3] (als de kopers) met de Gemeente (als de verkoper) overeengekomen dat de nering van beide coffeeshops zou worden verplaatst van de bestaande locaties [adres 3] ( [de vennootschap] ) en [adres 2] ( [de vennootschap 2] ) naar een nieuwe locatie; de begane grond van het pand [adres 1] te [plaats] (hierna: het “Pand”) waarvan de Gemeente toen eigenaar was. De Gemeente sprak in die Overeenkomst verder haar bereidheid uit om het Pand te verkopen aan [de vennootschap 3]
De Overeenkomst houdt verder in, voor zover van belang:
“overwegende: (…)
• dat partij 1 coffeeshop [de vennootschap 2] exploiteert op (…) [adres 2] te [plaats] ;
• dat partij 2 coffeeshop [de vennootschap] exploiteert op (…) [adres 3] te [plaats] ;
• dat partijen overleg hebben gevoerd over mogelijke verplaatsing van de beide coffeeshops naar een gezamenlijke locatie met betere randvoorwaarden voor de ontsluiting en exploitatie van beide coffeeshops;
• dat partijen daarbij overeenstemming hebben bereikt over aankoop van het bij de gemeente in eigendom zijnde pand [adres 1] en over het opheffen van de beide exploitaties en gelijktijdige verplaatsing van de beide coffeeshops naar de beganegrondverdieping van het pand [adres 1]
art. 1
De verkoper/gemeente zal zich met inachtneming van haar publiekrechtelijke taak inspannen om:
a. binnen de mogelijkheden van het op 7 juli 2004 door de burgemeester van [plaats] vastgestelde coffeeshopbeleid, de bepalingen in de APV [plaats] aan partij 1 (hof: [de vennootschap 2]
) en partij 2 (hof: [appellant] als vergunninghouder van [de vennootschap]
) ieder een vergunning voor het exploiteren van een coffeeshop op de beganegrondverdieping van het pand [adres 1] te verlenen (…)
b. een omgevingsvergunning voor het verbouwen van dit pand, e.e.a. overeenkomstig de inrichting zoals door partijen 1 en 2 aangegeven in hun d.d. 7 september 2011 aangevraagde en door de plaatselijke welstandscommissie op 12 juli 2011 goedgekeurde omgevingsvergunning te verlenen.
Aan de te verlenen vergunningen op basis van het gemeentelijk coffeeshopbeleid zal de intrekking van geldende vergunningen voor de panden [adres 2] en [adres 3] gekoppeld worden.
Vergunningverlening vindt plaats onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat gelijktijdig met het starten van de exploitaties in het pand [adres 1] de exploitaties in de panden [adres 2] en [adres 3] beëindigd worden.
(…)
Art. 3
Verkoper/gemeente is bereid aan [de vennootschap 3] te verkopen en in eigendom aan haar te leveren het op bijgevoegde tekening aangegeven gedeelte van het perceel [adres 1] , (…),met de daarop aanwezige opstallen en in de staat, waarin het zich thans bevindt, gelijk [de vennootschap 3] bereid is dit vastgoed te kopen en in eigendom te aanvaarden, zulks voor een koopprijs van € 460.000,-- k.k., e.e.a door kopers en verkoper nader uit te werken in een koop/verkoopovereenkomst.
Met deze koop/verkoopovereenkomst beogen partijen verplaatsing van de in de panden [adres 2] en [adres 3] gevestigde coffeeshops naar de beganegrondverdieping van het door hen aan te kopen pand [adres 1] mogelijk te maken en op de bovenverdiepingen daarvan woonfuncties te realiseren.
Deze koop- en verkoopovereenkomst zal plaatsvinden onder de opschortende voorwaarden dat voor de gevraagde verbouw van het pand [adres 1] uiterlijk op 1 januari 2014 een onherroepelijke omgevingsvergunning en/of tevens exploitatievergunningen voor 2 coffeeshops op de beganegrondverdieping verleend zijn.
Levering van het vastgoed zal vóór 1 april 2012 dienen plaats te vinden.
Art. 4
De kopers en partij 1 en 2 zullen de gemeente niet aansprakelijk stellen voor de resultaten van haar inspanningen waartoe zij zich in art. 1 verplicht heeft. Evenmin zullen zij de gemeente aansprakelijk stellen voor de gevolgen van mogelijke wijzigingen in het Rijksbeleid.”
c. Bij akte van levering van 16 mei 2013 heeft de Gemeente het Pand geleverd aan [appellant] . [de vennootschap] en [de vennootschap 2] hebben hun winkels aan de [adres 3] en [adres 4] gesloten en hebben hun nering met elk een eigen ingang vanaf 28 juli 2014 voortgezet in het Pand.
d. Bij brief van de ministers van VWS en van Veiligheid en Justitie van 27 mei 2011,
Kamerstukken II2010/2011, 24 077, nr. 259, laat de regering weten dat doordat het Nederlandse drugsbeleid in andere landen niet wordt nagevolgd, in Nederland sprake is van ‘drugstoerisme’, waarbij buitenlanders naar plaatsen in Nederland komen waar een coffeeshop is gevestigd en daar drugs kopen. In de brief aan de Tweede Kamer is de aan te pakken problematiek door de betrokken ministers samengevat als volgt:
“
Om overlast en criminaliteit die verband houden met coffeeshops en de handel in verdovende middelen tegen te gaan, zal een einde worden gemaakt aan het huidige ‘open-deur-beleid’ van de coffeeshops. Coffeeshops moeten kleiner en beheersbaar worden gemaakt. (…) De aantrekkingskracht van het Nederlandse drugsbeleid op gebruikers afkomstig uit het buitenland moet worden teruggedrongen. Coffeeshops worden klein en besloten en zullen zich in hun verkoop moeten gaan richten op de lokale markt. De handel in drugs is vergroot, geprofessionaliseerd en vercommercialiseerd. De aanpak georganiseerde (drugs)criminaliteit moet dan ook worden geïntensiveerd. (...)”.
Met het oog hierop hebben de ministers aangekondigd dat coffeeshops zouden moeten worden omgevormd tot besloten clubs voor de lokale markt. Om dit te realiseren zouden uitsluitend meerderjarige inwoners van Nederland toegang mogen krijgen tot een coffeeshop, op vertoon van een geldig identiteitsbewijs en op basis van het persoonlijk lidmaatschap van de desbetreffende coffeeshop. Het lidmaatschap zou worden gecontroleerd aan de hand van wat later in de volksmond “de wietpas” is gaan heten. Niet-ingezetenen van Nederland zouden geen lid kunnen worden.
e. Aan dit gewijzigde beleid werd vorm gegeven door een herziening van de Aanwijzing Opiumwet d.d. 29 november 2011, 2011A021,
Stcrt. 2011 nr. 22936. Per 1 januari 2012 is het gedoogbeleid van het Openbaar Ministerie aangescherpt door de toegang tot coffeeshops te beperken tot, voor zover hier relevant, ingezetenen van Nederland van achttien jaar en ouder (hierna: het “I-criterium”). Het I-criterium is met ingang van 1 mei 2012 in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland gehandhaafd.
f. De Gemeente is begin mei 2013 gestopt met de (actieve) handhaving van het I-criterium. De burgemeester van de Gemeente heeft besloten om met ingang van 1 juni 2016 de handhaving van het I-criterium weer te hervatten.
6.2.1.Bij appeldagvaarding van 4 juni 2019 heeft [appellanten] de onderhavige procedure in hoger beroep geëntameerd. In eerste aanleg vorderde [appellanten] :
Primair:
I. voor recht te verklaren dat de Gemeente jegens hem wanprestatie heeft gepleegd en dientengevolge schadeplichtig is;
II. de Gemeente te veroordelen tot een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. de Gemeente te gebieden de handhaving van het I-criterium te staken en gestaakt te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- per dag of dagdeel dat de Gemeente zich niet aan dit gebod houdt;
IV. de Gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure alsook in de nakosten.
Subsidiair:
I. voor recht te verklaren dat de Gemeente jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en dientengevolge schadeplichtig is;
II. de Gemeente te veroordelen tot een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. de Gemeente te gebieden de handhaving van het I-criterium te staken en gestaakt te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom;
IV. de Gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure alsook in de nakosten.
Meer subsidiair:
I. de Gemeente te veroordelen tot een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
II. de Gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure alsook in de nakosten.
6.2.2.Aan deze vorderingen heeft [appellanten] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De Gemeente handelt in strijd met de Overeenkomst door vanaf 1 juni 2016 een actief handhavingsbeleid te voeren ter zake de nakoming door [appellanten] van het I-criterium. Subsidiair stelt [appellanten] dat de Gemeente ten opzichte van hem onrechtmatig handelt door vanaf 1 juni 2016 een actief handhavingsbeleid te voeren ter zake de nakoming door [appellanten] van het I-criterium. Voor zover het handhaven van het I-criterium noch in strijd is met de Overeenkomst noch onrechtmatig is, wordt [appellanten] door de handhaving zodanig onevenredig hard in zijn financiële belangen getroffen dat een compensatie van nadeel op zijn plaats is, aldus [appellanten]
6.2.3.De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.