3.1.Het hof gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten:
a) [Woning en Bedrijfsmakelaars] is een vennootschap onder firma en oefent het makelaarsbedrijf uit. Zij is aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM (hierna: NVM). [Makelaardij 1] en [Makelaardij 2] zijn vennoten van [Woning en Bedrijfsmakelaars] .
b) Op 12 augustus 2014 hebben [geïntimeerden] twee woningen in [plaats] bezichtigd. [Woning en Bedrijfsmakelaars] was daarvan verkopend makelaar.
c) [geïntimeerden] hebben op dezelfde dag een van beide woningen nogmaals bezichtigd. Volgens de vermelding op de website [website] had deze woning (hierna: de woning) een woonoppervlakte van 150 m2. [geïntimeerden] hebben van [Woning en Bedrijfsmakelaars] een verkoopbrochure over de woning ontvangen. In deze verkoopbrochure was vermeld:
“
Kenmerken
(…)
Woonoppervlakte: ca. 150 m2
(…)
Algemeen:
(…)
Bruto inhoud 490 m3, bruto vloeroppervlakte 150 m2, perceelsoppervlakte circa 175 m2 (…).”
d) [geïntimeerden] hebben op 18 augustus 2014 de woning gekocht van [Beheers- en Beleggingsmaatschappij] voor € 189.500,-.
e) Na de ondertekening van de koopovereenkomst hebben [geïntimeerden] van [Woning en Bedrijfsmakelaars] ontvangen twee sets tekeningen van de woning, die zijn gebruikt bij de bouwaanvraag. Daarop zijn een woonoppervlakte van 150 m2, een gebruiksoppervlakte van 127,3 m2 en een verblijfsoppervlakte van 88,5 m2 vermeld.
f) Na het sluiten van de koopovereenkomst heeft een deskundige van [website 2] in opdracht van [geïntimeerden] de woning ingemeten overeenkomstig de voor NVM-makelaars geldende meetinstructie (NEN 2580). Volgens de rapportage van [website 2] bedraagt de woonoppervlakte van de woning 124 m2.
3.2.1.In deze procedure hebben [geïntimeerden] gevorderd een verklaring voor recht dat [appellanten] onrechtmatig jegens [geïntimeerden] hebben gehandeld, hoofdelijke veroordeling van [appellanten] tot betaling aan [geïntimeerden] van een bedrag van € 32.846,67 aan schadevergoeding, een bedrag van € 975,- aan buitengerechtelijke kosten, en veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
3.2.2.De rechtbank heeft de verklaring voor recht toegewezen, [appellanten] hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van € 20.000,- aan schadevergoeding en € 975,- aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
3.2.3.[appellanten] hebben in hoger beroep elf grieven aangevoerd. [appellanten] hebben geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerden] en tot veroordeling van [geïntimeerden] tot terugbetaling van wat [appellanten] op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] hebben voldaan vermeerderd met wettelijke rente.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
3.2.4.Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft in het tussenarrest geoordeeld dat [appellanten] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [geïntimeerden] door niet de voor [Woning en Bedrijfsmakelaars] als verkopend NVM-makelaar geldende meetinstructie na te leven (rov. 5.4). [appellanten] zijn gehouden om de schade die [geïntimeerden] als gevolg van dit onrechtmatig handelen hebben geleden te vergoeden. De woonoppervlakte van 150 m2 was voor [geïntimeerden] van belang. Niet valt in te zien waarom de woonoppervlakte een selectiecriterium op funda.nl zou zijn als dit criterium niet een zwaarwegende factor vormt voor het bepalen van de prijs van een woning. Het causaal verband tussen normschending en de gestelde schade is hiermee voldoende komen vast te staan (rov. 5.5). Het bepaalde in artikel 7:17 lid 6 BW – dat bij koop van een onroerende zaak een vermelding van de oppervlakte slechts wordt vermoed als aanduiding bedoeld te zijn, zonder dat de zaak daaraan behoeft te beantwoorden – staat niet in de weg aan aansprakelijkheid van [appellanten] (rov. 5.6). Het beroep door [appellanten] op eigen schuld van [geïntimeerden] wordt verworpen (rov. 5.7).
3.2.5.Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft verder overwogen dat voor de bepaling van de omvang van de schade een vergelijking dient te worden gemaakt tussen de situatie waarin [geïntimeerden] zouden hebben verkeerd indien [geïntimeerden] juist zouden zijn voorgelicht door [Woning en Bedrijfsmakelaars] en de situatie waarin [geïntimeerden] thans verkeren. [geïntimeerden] hebben gemotiveerd uiteengezet dat zij de woning in het geheel niet gekocht zouden hebben indien zij hadden geweten dat de woonoppervlakte een andere was dan in de verkoopbrochure werd voorgespiegeld. Door de onjuiste voorstelling van zaken zijn [geïntimeerden] op het verkeerde been gezet en hebben zij een overeenkomst gesloten die zij niet gesloten zouden hebben als hen voorafgaand aan de aankoop van de woning de juiste woonoppervlakte zou zijn meegedeeld (rov. 5.8).
3.2.6.Ten slotte heeft het hof Arnhem-Leeuwarden als volgt geoordeeld (rov. 5.8):
“Het hof is om die reden van oordeel dat de schade dient te worden bepaald door het waardeverminderende aspect – beoordeeld naar het moment van de aankoop van de woning door [geïntimeerden] – als gevolg van het feit dat de woning slechts een woonoppervlakte heeft van 124 m² in plaats van de in de verkoopbrochure vermelde woonoppervlakte van 150 m². Het waardeverminderende aspect kan naar analogie van onder meer HR 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6460, NJ 2008/55, Burger/Brouwer) ook worden omschreven als het deel van de koopsom van de woning dat zijn doel, te weten verkrijging van het redelijkerwijs te verwachten woongenot, heeft gemist. Het hof is voornemens om voor de bepaling van dit waardeverminderende aspect een deskundigenbericht te gelasten die de waarde van de woning op de peildatum 18 augustus 2014 zal bepalen op basis van de werkelijke oppervlakte van de woning van 124 m² en op basis van de aanname dat deze woning een oppervlakte van 150 m² heeft.” 3.2.7.Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft tussentijds cassatieberoep tegen het tussenarrest toegelaten.
3.2.8.[appellanten] hebben cassatieberoep ingesteld tegen het tussenarrest. [appellanten] hebben zich met succes gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 5.8 over de wijze waarop de schade dient te worden bepaald.
3.2.9.De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de omvang van de schade die [geïntimeerden] hebben geleden, dient te worden bepaald door vergelijking van de situatie waarin zij verkeren, met de situatie waarin zij zouden hebben verkeerd wanneer de onrechtmatige gedraging van [appellanten] achterwege zou zijn gebleven, de situatie dus waarin [appellanten] zich wel aan de NVM-meetinstructie zouden hebben gehouden en de verkoopinformatie een woonoppervlakte van 124 m2 zou hebben vermeld. Ook in die hypothetische situatie zou de woning niet een woonoppervlakte van 150 m2 hebben gehad. Het oordeel van het hof dat “de schade dient te worden bepaald door het waardeverminderende aspect (…) als gevolg van het feit dat de woning slechts een woonoppervlakte heeft van 124 m2 in plaats van de in de verkoopbrochure vermelde woonoppervlakte van 150 m2” getuigt om die reden van een onjuiste rechtsopvatting (rov. 3.4.2). De vaststelling van het hof dat [geïntimeerden] een overeenkomst hebben gesloten die zij niet zouden zijn aangegaan als hun voorafgaand aan de koop van de woning de juiste woonoppervlakte zou zijn meegedeeld is in cassatie niet bestreden. Na verwijzing zal de rechter de omvang van de schade dus moeten bepalen op basis van de hypothetische situatie dat [geïntimeerden] de woning niet hadden gekocht bij vermelding van het juiste aantal vierkante meters, gemeten op basis van de NVM-meetinstructie. Van belang daarbij is dat de rechter de schade begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is en dat de omvang van de schade wordt geschat als die omvang niet nauwkeurig kan worden vastgesteld (art. 6:97 BW). De rechter heeft daarbij een grote mate van vrijheid (Parl. Gesch. Boek 6, p. 339) (rov. 3.4.3).