Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige](hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het hoofdverblijf van de minderjarige [minderjarige] bij de moeder is bepaald. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt het hof om de beschikking van 30 oktober 2019 te vernietigen en het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en tijdens de mondelinge behandeling op 30 november 2020 heeft zij haar standpunt toegelicht. De minderjarige heeft haar mening kenbaar gemaakt aan het hof middels een brief.
Het hof overweegt dat de vader zijn verzoek onderbouwt met argumenten die vooral betrekking hebben op de communicatie en informatieverstrekking tussen hem en de moeder, alsook op financiële aspecten. De vader stelt dat hij onvoldoende betrokken wordt bij belangrijke beslissingen omtrent [minderjarige]. De moeder daarentegen stelt dat de huidige situatie goed is voor [minderjarige] en dat het hoofdverblijf niet veranderd hoeft te worden. Het hof heeft de belangen van [minderjarige] in overweging genomen en concludeert dat er geen redenen zijn om de bestaande situatie te wijzigen. De vader's verzoek wordt afgewezen, en het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank.