Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
- de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
- het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw te bepalen;
- te bepalen dat de man een gebruiksvergoeding aan de vrouw verschuldigd is ter grootte van € 1.000,-- bruto (€ 750,-- netto) per maand;
- de vrouw op grond van art. 3:299 BW te machtigen om zelf, mede namens de man, al datgene te doen dat nodig is om te bewerkstelligen dat de gemeenschappelijke woning aan de [adres] te [plaats] wordt verkocht en overgedragen en dat daartoe een opdracht tot verkoop wordt verleend aan makelaarskantoor [makelaarskantoor] , bij welke verkoop de door deze makelaar geadviseerde vraag- en verkoopprijs worden gehanteerd, waarbij de vrouw tevens op grond van art. 3:299 lid 2 BW wordt gemachtigd om mede namens de man de akte van overdracht te laten opstellen door een door haar of de kopende partij aan te zoeken notaris en zij tevens wordt gemachtigd om namens de man deze transportakte te ondertekenen.
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw d.d. 31 januari 2019 met producties 7 en 8, ingekomen op 1 februari 2019;
- een brief van de zijde van de man d.d. 27 januari 2019 met producties 4 tot en met 20, ingekomen op 30 januari 2019;
- een journaalbericht van de zijde van de man d.d. 1 februari 2019 met productie 21, ingekomen op 4 februari 2019;
- een brief van de raad d.d. 4 februari 2019, waarin de raad meedeelt niet ter zitting te verschijnen.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
nietaangegeven dat er
nietaan zijn kantoor betekend mocht worden en van nadere informatie aan mr. Van Meeteren waaruit anderszins volgt, is niet gebleken (ofschoon mr. [voormalige advocaat] had toegezegd aan mr. Van Meeteren nog te laten weten of kon worden betekend aan mr. [voormalige advocaat] kantoor). Voorts blijkt uit voornoemde passage dat mr. [voormalige advocaat] tijdig en inhoudelijk kennis heeft genomen van het verzoekschrift dat aan zijn kantoor is betekend. Het hof acht het niet aannemelijk dat mr. [voormalige advocaat] , in zijn hoedanigheid van advocaat van de man, de man niet tijdig op de hoogte heeft gesteld van het feit dat aan zijn kantoor het verzoekschrift tot echtscheiding was betekend. Feiten of omstandigheden die dit anders maken, heeft de man niet aangevoerd.
andereprocedure dan die waarin de betekening plaatsvond, en niet, zoals hier aan de orde is, aan de advocaat die de belangen van de man in de op handen zijnde echtscheidingsprocedure behartigde.
6.De beslissing
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen;
- de gebruiksvergoeding;
- de aan de vrouw verleende machtigingen op grond van art. 3:299 BW,
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] en
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,