In deze zaak gaat het om een geschil over de tweede voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012, die aan de belanghebbende is opgelegd. De belanghebbende heeft op 26 april 2013 een verzoek tot herziening van deze aanslag ingediend, maar dit verzoek werd pas op 7 juni 2017 afgewezen. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de inspecteur van de Belastingdienst. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de procedure heeft de belanghebbende meerdere keren om uitstel van de zitting gevraagd, onder andere omdat hij geregistreerd stond in het FSV-systeem (Fraude Signalering Voorziening). Het hof heeft het verzoek om uitstel afgewezen, maar heeft wel informatie opgevraagd bij de inspecteur over deze registratie. Uiteindelijk heeft de zitting plaatsgevonden op 29 oktober 2021, waar de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.
Het hof heeft geoordeeld dat de tweede voorlopige aanslag terecht is opgelegd en dat de behandeling van het herzieningsverzoek niet heeft geleid tot een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. De belanghebbende kon niet het vertrouwen ontlenen dat het herzieningsverzoek was toegewezen, ondanks de lange behandelingsduur. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.