Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
[appellant 3] ,
[appellant 4] ,
[appellant 5],
[appellant 6],
[appellant 7],
[appellant 8],
[appellant 9],
[appellant 10],
[appellant 11] ,
[appellant 12],
[appellant 13] ,
[appellant 14] ,
[appellant 15] ,
[appellant 16],
[appellant 17],
[appellant 18],
[appellant 19],
[appellant 20],
[appellant 21],
[appellant 22] ,
[appellant 23],
[appellant 24],
[appellant 25] ,
[appellant 26],
[appellant 27],
[appellant 28],
[appellant 29] ,
[appellant 30],
[appellant 31],
[appellant 32] ,
[appellant 33] ,
[appellant 34],
[appellant 35],
[appellant 36],
[appellant 37],
[appellant 38],
[appellant 39],
[appellant 40] ,
[appellant 41],
[appellant 42],
[appellant 43],
1.J & T Autolease B.V.,statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , voorheen gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Van Mossel Autolease Zuid B.V., voorheen h.o.d.n. Van Mossel Leasing B.V.,statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/341154 / HA ZA 18-93)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens houdende memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel met één productie;
- de conclusie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel appel;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
- voor recht te verklaren dat [appellant 1] c.s. vorderingen hebben op Klomp Groepsvervoer tot de in productie 8 genoemde bedragen;
- voor recht te verklaren dat [appellant 1] c.s. geldig een retentierecht uitoefenen op de bussen die in eigendom toebehoren aan Van Mossel c.s. in verband het hun vorderingen op Klomp Groepsvervoer;
- voor recht te verklaren dat Van Mossel c.s. dienen te hengen en te gedogen dat [appellant 1] c.s. (ten laste van Van Mossel c.s.) de in retentie genomen bussen uitwinnen tot verhaal van de in productie 8 genoemde vorderingen (op Klomp Groepsvervoer);
- Van Mossel c.s. (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling aan [appellant 1] c.s. van de in productie 8 genoemde bedragen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en tegen afgifte van de in retentie genomen bussen c.q. tegen afgifte van een verklaring door [appellant 1] c.s. dat zij na betaling afstand doen van hun retentierechten op de bussen;
- voor recht te verklaren dat [appellant 1] c.s. vorderingen hebben op Klomp Groepsvervoer tot in de productie 8 genoemde bedragen;
- voor recht te verklaren dat [appellant 1] c.s. geldig een retentierecht uitoefenen op de bussen die in eigendom toebehoren aan Van Mossel c.s. in verband met hun vorderingen op Klomp Groepsvervoer;
- voor recht te verklaren dat Van Mossel c.s. dienen te hengen en te gedogen dat [appellant 1] c.s. (ten laste van Van Mossel c.s.) de in retentie genomen bussen uitwinnen tot verhaal van de in productie 8 genoemde vorderingen (op Klomp Groepsvervoer);
- Van Mossel c.s. (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling aan [appellant 1] c.s. van de in productie 8 genoemde bedragen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en tegen afgifte van de in retentie genomen bussen c.q. tegen afgifte van een verklaring door [appellant 1] c.s. dat zij na betaling afstand doen van hun retentierechten op de bussen;
- voor recht te verklaren dat [appellant 1] c.s. geldig een retentierecht uitoefenen op de bussen die in eigendom toebehoren aan Van Mossel c.s. in verband met hun vorderingen op Klomp Groepsvervoer;
- voor recht te verklaren dat Van Mossel c.s. dienen te hengen en te gedogen dat [appellant 1] c.s. (ten laste van Van Mossel c.s.) de in retentie genomen bussen uitwinnen tot verhaal van hun vorderingen op Klomp Groepsvervoer;
- bepaalt dat het door Van Mossel Leasing ten gunste van de verweerders in voorwaardelijke reconventie in zekerheid gestelde bedrag van € 35.000,-- op de derdengeldrekening van hun advocaat binnen een termijn van vijf dagen na betekening van dit vonnis terug aan Van Mossel Leasing dient te zijn overgemaakt en dat zij dit dienen te gehengen en te gedogen en te dien aanzien, voor zover nodig, hun onvoorwaardelijke medewerking dienen te verlenen;
- verweerders in voorwaardelijke reconventie in eerste aanleg veroordeelt in de kosten in (voorwaardelijke) reconventie, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
- heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de (gestelde) arbeidsovereenkomsten tussen hen en Klomp Groepsvervoer, waarop de gestelde loonvordering is gebaseerd, niet kwalificeren als ‘overeenkomsten die met betrekking tot de bedrijfswagens zijn aangegaan’ (grief 1),
- is ten onrechte gesteld dat de wetsgeschiedenis van een eerder ontwerp van art. 3:291 lid 2 BW als uitgangspunt kan dienen voor de uitleg van het huidige art. 3:291 lid 2 BW (grief 2)
- en is ten onrechte overwogen dat voor een rechtsgeldig beroep op een retentierecht jegens een derde met een ouder recht aan het ‘debitum cum re iunctum-criterium’ moet zijn voldaan (grief 3).
Uit de aard van de werkzaamheden van [appellant 1] c.s. vloeit namelijk voort dat aan hen als taxichauffeurs een bedrijfswagen ter beschikking werd gesteld, voorzien van logo’s en belettering van Klomp Groepsvervoer. Van Mossel c.s. hebben terecht aangevoerd dat de arbeidsovereenkomsten zijn aangegaan met betrekking tot de persoon die de arbeid zal uitvoeren en dat de geleasete bedrijfswagens (enkel) een ‘middel’ zijn geweest waarmee [appellant 1] c.s. hun werkzaamheden hebben verricht.
Gelet op het vorenoverwogene komt het hof tot de slotsom dat geen sprake is van een (voldoende) verband tussen de gestelde loonvorderingen op Klomp Groepsvervoer en de bij Van Mossel c.s. geleasete bedrijfswagens.
Anders dan [appellant 1] c.s. hebben betoogd, is van een redelijke verhouding tussen de omvang van de gestelde loonvordering en het ingeroepen retentierecht ook geen sprake; de door [appellant 1] c.s. gestelde loonvordering bedraagt in totaal € 84.468,80 (gemiddeld ca. € 2.000,00 per persoon), terwijl zij ieder afzonderlijk een retentierecht hebben ingeroepen ten aanzien van een bedrijfswagen (taxibus) met een onevenredig hogere waarde.
4.De uitspraak
€ 6.093,00 aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;