Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 21 april 2020;
- de door [appellante] genomen memorie van grieven, tevens houdende een vermeerdering van eis, met producties 1 tot en met 5;
- de door de VvE genomen memorie van antwoord met productie 1;
- de door [appellante] genomen akte met producties 6 tot en met 10;
- de door de VvE genomen antwoordakte.
6.De verdere beoordeling
- a. De serviceflat “ [serviceflat] ” is een gebouw aan de [straatnaam] te [plaats 1] .
- b. Bij notariële akte van 24 november 1972 (verder: de akte van splitsing) is het gebouw gesplitst in 114 appartementen en is de VvE opgericht. De VvE is een vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 5:124 BW. In de akte van splitsing is een reglement als bedoeld in het toenmalige artikel 638f BW opgenomen.
- c. Naast de VvE is opgericht de in bovengenoemd reglement vermelde “Coöperatie tot verlening van diensten aan de bewoners van de serviceflat “ [serviceflat] ” U.A.” (hierna: de coöperatie). Volgens artikel 3 van de statuten van de coöperatie beoogt de coöperatie: “het behartigen, zonder winstoogmerk, van de stoffelijke belangen harer leden, zowel op het gebied van huisvesting als van de huishouding”.
- d. De coöperatieve vereniging is per 31 december 2013 omgezet in een “gewone” vereniging, de Vereniging tot verlening van diensten aan de bewoners van de serviceflat “ [serviceflat] ” (hierna: de VvD). Volgens artikel 2 lid 1 van de statuten van de VvD is haar doel “het behartigen van de belangen van haar leden op zowel het gebied van huisvesting als van de huishouding en het verrichten van al hetgeen hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn”.
- e. Enkele leden van de VvE hebben in 2013 aan de VvE en de coöperatie meegedeeld dat zijn geen lid wilden worden van de VvD. De VvD heeft met ingang van 1 januari 2014 echter ook aan die leden van de VvE maandelijkse bijdragen in rekening gebracht. Enkele leden van de VvE hebben de door de VvD in rekening gebrachte bijdragen geheel of ten dele onbetaald gelaten. De VvD heeft vervolgens in 2014 gerechtelijke procedures gestart tegen deze personen en volledige betaling van de door haar in rekening gebrachte bijdragen gevorderd.
- f. [appellante] heeft bij een in of omstreeks september 2014 gesloten koopovereenkomst van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) het appartementsrecht ter zake het in [serviceflat] gelegen appartement [adres 1] te [plaats 1] gekocht. [appellante] en [naam 1] hebben het notariskantoor [notariskantoor] te [vestigingsplaats] opdracht gegeven om de leveringsakte te passeren. De levering zou plaatsvinden op 24 oktober 2014.
- g. In verband met de door haar te passeren leveringsakte heeft [notariskantoor] bij e-mail van 3 oktober 2014 aan de VvE om de in artikel 5:122 lid 5 BW bedoelde verklaring en in artikel 5:122 lid 6 BW bedoelde informatie gevraagd.
- h. Bij brief van 10 oktober 2014 heeft mr. [penningmeester] , penningmeester van de VvE en de VvD, aan [notariskantoor] onder meer meegedeeld, samengevat:
- dat levering van het appartement alleen mogelijk is aan personen, die een schriftelijke verklaring kunnen overleggen van de VvD dat zij als lid van die vereniging zijn toegelaten;
- dat [appellante] als huurster ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat zij geen lid van de VvD is en dat zij de bijdragen voor de VvD niet hoeft te betalen;
- dat de voorgenomen levering pas kan plaatsvinden nadat [appellante] schriftelijk heeft medegedeeld dat zij zich als lid van de VvD aanmeldt;
- dat [naam 1] een schuld heeft aan de VvD en dat het betreffende bedrag plus rente en proceskosten vóór de overdracht in derdendepot bij de notaris moet zijn gestort, bij gebreke waarvan conservatoir beslag op het appartement wordt gelegd;
- dat er een door de VvD ingestelde incassoprocedure tegen [naam 1] loopt.
- i. Bij vonnis van 15 oktober 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:9245, heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant in de door de VvD tegen [naam 1] aangespannen procedure geoordeeld dat [naam 1] geen lid is van de VvD. De kantonrechter heeft de vordering van de VvD tegen [naam 1] afgewezen. In twee vonnissen van diezelfde datum (ECLI:NL:RBZWB:2014:9239 en ECLI:NL:RBZWB:2014:9241) heeft de kantonrechter in dezelfde zin beslist ten aanzien van twee andere leden van de VvE.
- j. Bij brief van 22 oktober 2014 heeft de gemachtigde van [naam 1] aan het bestuur van de VvE onder meer het volgende meegedeeld:
- m. Bij brief van 6 maart 2015 heeft penningmeester van de VvE en de VvD aan de notaris meegedeeld dat er geen belemmeringen bestaan om het appartement(srecht) aan [appellante] over te dragen.
- n. Het in het geschil tussen de VvD en [naam 1] gewezen vonnis van 15 oktober 2014 is in hoger beroep door dit hof bekrachtigd bij arrest van 19 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1516. Ook de twee andere vonnissen van 15 oktober 2014 zijn in hoger beroep door dit hof bekrachtigd bij arresten van 19 april 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:1515 en ECLI:NL:GHSHE:2016:1517).
- o. Bij arrest van 5 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:795, heeft dit hof op het incidenteel hoger beroep van [appellante] in reconventie, voor zover nu van belang:
- voor recht verklaard dat de VvE onrechtmatig jegens [appellante] heeft gehandeld door de notaris niet uiterlijk vóór de op 24 oktober 2014 geplande levering, maar pas op 6 maart 2015 op de hoogte te stellen van het ontbreken van enig beletsel voor de overdracht van het appartementsrecht door [naam 1] aan [appellante] ;
- de VvE veroordeeld om de schade die [appellante] door de onrechtmatige daad heeft geleden aan [appellante] te vergoeden, op te maken bij staat.
- A. € 15.500,-- ter zake meerkosten van het door [appellante] gekochte alternatieve appartementsrecht;
- B. € 9.800,-- ter zake huurkosten;
- C. € 400,-- ter zake reis- en telefoonkosten;
- D. € 1.590,-- ter zake een aanbetaling voor werkzaamheden;
- E. € 26.280,-- ter zake hogere VvE-bijdrage.
- [appellante] heeft het in [serviceflat] gelegen tweekamerappartement [adres 1] van [naam 1] gekocht voor € 30.000,--.
- Door de onrechtmatige daad van de VvE heeft de levering van dat appartementsrecht door [naam 1] aan [appellante] niet kunnen plaatsvinden op de beoogde datum 24 oktober 2014.
- [appellante] heeft daarom noodgedwongen het in [serviceflat] gelegen driekamerappartement [adres 2] aangekocht voor € 45.500,--. Dit appartement is op 28 oktober 2015 aan haar geleverd.
- Door het onrechtmatig handelen van de VvE is [appellante] dus geconfronteerd met een schadepost van € 15.500,-- ter zake hogere kosten voor de aankoop van een groter appartement.
“Reis-en telefoonkosten (notaris, adviseur)”. Dienovereenkomstig heeft [appellante] bij de memorie van grieven gesteld dat het gaat om door haarzelf gemaakte reis- en telefoonkosten, wegens bezoek aan en telefonisch contact met haar adviseur en notaris. Uit rov. 3.12.4 van het arrest van 5 maart 2019 blijkt dat [appellante] hiervoor aanvankelijk twee bedragen heeft gevorderd, te weten:
- € 32,30 ter zake reiskosten van [plaats 1] naar [plaats 2] en terug.
- € 15,-- aan telefoonkosten.
- Door de onrechtmatige daad van de VvE heeft de levering van het appartement [adres 1] door [naam 1] aan [appellante] niet kunnen plaatsvinden op de beoogde datum 24 oktober 2014.
- [appellante] heeft daardoor huurkosten van € 700,-- per maand moeten voldoen gedurende de periode van 1 november 2014 (punt 10 memorie van grieven) tot 1 januari 2016, namelijk totdat zij het aangekochte andere appartement aan de [adres 2] kon betrekken.
- [appellante] heeft hierdoor een schade geleden van € 9.800,-- (hof: 14 maanden maal € 700,-- per maand).
- a. De VvE betwist dat [appellante] in de periode van 1 november 2014 tot 1 januari 2016 een woonruimte heeft gehuurd voor € 700,-- per maand.
- b. De VvE betwist dat het volledige huurbedrag als schade voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien ook aan het bezit van een appartement kosten zijn verbonden.
- c. Volgens de VvE had [appellante] op 6 maart 2015, toen de VvE aan de notaris meedeelde dat er geen belemmeringen bestonden om het appartement(srecht) aan [appellante] over te dragen, het appartement alsnog kunnen afnemen en had zij daarmee haar schade in de vorm van huurkosten kunnen beperken. De VvE concludeert dat [appellante] niet heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht en dat een deel van de door haar betaalde huur (naar het hof begrijpt: over de periode vanaf 1 april 2015) voor haar eigen rekening moet blijven.
- een huurovereenkomst van 1 juli 2011 waarbij “Serviceflat [serviceflat] ” het appartement [adres 3] met ingang van die datum heeft verhuurd aan [appellante] ;
- een huurovereenkomst van 28 januari 2013 waarbij het echtpaar [echtpaar] het appartement [adres 3] met ingang van 1 februari 2013 hebben verhuurd aan [appellante] .
7.De uitspraak
- I. [appellante] betaalbewijzen moet overleggen van de door haar gestelde huurbetalingen in de periode van 1 november 2014 tot 1 januari 2016 (rov. 6.11.6, eerste volzin);
- II. [appellante] aan de hand van bewijsstukken, zoals brieven van het echtpaar [echtpaar] , uiteen moet zetten in hoeverre het door haar maandelijks betaalde bedrag daadwerkelijk op de “kale huur” voor het appartement betrekking had en in hoeverre het bedrag betrekking had op andere posten, zoals (een voorschot op) de stookkosten (rov. 6.11.6, tweede volzin);
- III. beide partijen zich moeten uitlaten over de vraag of het door [appellante] gehuurde appartement [adres 3] een tweekamerappartement dan wel een driekamerappartement is (rov. 6.12.3);
- IV. beide partijen onder overlegging van bewijsstukken moeten meedelen hoe hoog de VvE-bijdragen in de periode van 1 november 2014 tot 1 januari 2016 zijn geweest voor een tweekamerappartement zoals het appartement [adres 1] ;