ECLI:NL:RBZWB:2014:9241

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
3067761
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van servicekosten door vereniging van eigenaars tegen appartementseigenaar

In deze zaak vordert de Vereniging tot Verlening van Diensten aan de Bewoners van de Serviceflat “De Middelburcht” U.A. (hierna: de vereniging) betaling van servicekosten door [gedaagde], een appartementseigenaar in de serviceflat. De procedure is gestart met een dagvaarding op 6 mei 2014, gevolgd door conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De vereniging stelt dat [gedaagde] als appartementseigenaar van rechtswege lid is van de vereniging en daarom gehouden is tot betaling van de verschuldigde bijdragen. De kantonrechter oordeelt echter dat de vereniging geen Vereniging van Eigenaars (VvE) is waarvan de appartementseigenaren van rechtswege lid zijn, en dat er onvoldoende grond is voor de stelling dat [gedaagde] verplicht lid is van de vereniging.

De kantonrechter wijst erop dat de akte van splitsing geen regeling bevat die het lidmaatschap van de vereniging aan de appartementsrechten verbindt. Bovendien heeft [gedaagde] op 13 december 2013 aan de VvE en de coöperatie laten weten geen lid te willen worden van de vereniging, wat wordt opgevat als een onmiddellijke opzegging van het lidmaatschap. Hierdoor was [gedaagde] geen lid van de vereniging vanaf 31 december 2013, en is de vordering op die grond niet toewijsbaar.

De vereniging probeert ook een beroep te doen op de redelijkheid en billijkheid, maar de kantonrechter volgt deze redenering niet. De beginselen van redelijkheid en billijkheid vormen geen rechtsgrond voor een verplichting tot betaling van een door de leden van de vereniging vastgestelde bijdrage. De kantonrechter concludeert dat de vordering van de vereniging slechts toewijsbaar is tot een bedrag van € 72,--, vermeerderd met rente, en dat de vereniging als voornamelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 15 oktober 2014 door kantonrechter C. Kool.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 3067761 / 14-3272

vonnis van de kantonrechter d.d. 15 oktober 2014

in de zaak van
de vereniging
VERENIGING TOT VERLENING VAN DIENSTEN AAN DE BEWONERS VAN DE SERVICEFLAT “DE MIDDELBURCHT” U.A.,
gevestigd te Middelburg,
rechtsopvolgster van de
COÖPERATIE TOT VERLENING VAN DIENSTEN AAN DE BEWONERS VAN DE SERVICEFLAT “DE MIDDELBURCHT” U.A.,
handelend onder de naam
SERVICEFLAT “DE MIDDELBURCHT”,
eisende partij,
verder te noemen: de vereniging,
gemachtigde: J.H. Vekemans,
t e g e n :

[gedaagde] ,

wonende te Middelburg,
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.W. Dieleman.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 6 mei 2014,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

de beoordeling van de zaak

1.1.
De serviceflat “De Middelburcht” is een gebouw aan de Henry Dunantlaan te Middelburg. Bij notariële akte van 24 november 1972 is het gesplitst in 114 appartementen en is tevens de Vereniging van Eigenaars als bedoeld in (thans) artikel 5: 124 BW (verder: de VvE) opgericht.
1.2.
[gedaagde] is eigenaar van een appartement in “De Middelburcht” en van rechtswege lid van de VvE.
1.3.
Gelijktijdig met en naast de VvE is opgericht de “Coöperatie tot verlening van diensten aan de bewoners van de serviceflat “De Middelburcht” U.A.” (verder: de coöperatie). [gedaagde] was lid van de coöperatie.
1.4.
Om fiscale redenen is op 31 december 2013 de coöperatie omgezet in een “gewone” vereniging, namelijk eiseres. Op 13 december 2013 schreef [gedaagde] aan de VvE en aan de coöperatie geen lid te worden van de vereniging.
1.5.
Aan [gedaagde] zijn over december 2013 tot en met april 2014 bijdragen (servicekosten en voorschotten van stookkosten) in rekening gebracht die niet zijn voldaan.
2. De vereniging vordert, samengevat weergegeven, de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
- € 1.397,24 met de overeengekomen rente van 0,5% per maand over € 1.264,-- vanaf 6 mei 2014,
- de maandelijkse bijdragen vanaf mei 2014 van thans € 298,-- per maand, vermeerderd met en eventuele wijziging van deze bijdrage en de daarover vervallen rente,
- de proceskosten.
Het bedrag van € 1.397,24 bestaat uit € 1.264,-- aan onbetaalde bijdragen over december 2013 tot en met april 2014, € 121,04 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 12,-- aan rente tot 6 mei 2014.
3. [gedaagde] bestrijdt de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden.
4.1.
Bij dagvaarding stelt de vereniging dat [gedaagde] als appartementseigenaar van rechtswege lid is van de vereniging en daardoor gehouden is tot betaling van de verschuldigde bijdragen.
4.2.
De kantonrechter verwerpt dit standpunt. De vereniging is niet een VvE waarvan de appartementseigenaren van rechtswege lid zijn volgens artikel 2: 125 lid 2 BW. Ook bevat de akte van splitsing niet een regeling, krachtens welke aan alle of bepaalde appartementsrechten mede verbonden is het lidmaatschap van een andere, nader in het reglement omschreven vereniging of coöperatie, voor zover dit lidmaatschap in overeenstemming is met de statuten van die vereniging of coöperatie (artikel 5: 112 lid 3 BW). Daarvoor zijn onvoldoende de bepalingen in de akte van splitsing dat vervreemding van het appartementsrecht alleen mogelijk is aan personen die een schriftelijke verklaring kunnen overleggen van de coöperatie (de rechtsvoorganger van de vereniging dus) dat zij als lid van die vereniging zijn toegelaten en dat het gebruik van het appartementsrecht door een eigenaar slechts is toegestaan zolang hij lid is van de coöperatie (artikelen 3 lid 2 en 4). De statuten van de coöperatie (artikel 9) en van de vereniging (artikel 8) voorzien - gelet op artikel 2: 35 lid 1 juncto 2: 53a BW terecht - in de mogelijkheid van opzegging van het lidmaatschap door het lid waardoor het lidmaatschap eindigt.
5.1.
De vereniging voert bij dagvaarding ook aan dat krachtens de akte van splitsing [gedaagde] verplicht lid is van de vereniging.
5.2.
Dit standpunt miskent naar het oordeel van de kantonrechter dat een onopzegbare verplichting tot het aanhouden van het lidmaatschap van de vereniging strijdig is met het wettelijk stelsel waarvan artikel 2: 35 BW een weergave is (vergelijk gerechtshof Amsterdam 17 november 2005, NJ 2005, 571, waartegen het cassatieberoep is verworpen met toepassing van artikel 81 RO bij HR 7 september 2007, ECLI:NL:HR: 2007:BA9708). De brief van 13 december 2013 van [gedaagde] aan de VvE en de coöperatie moet worden opgevat als onmiddellijke opzegging van het lidmaatschap op grond van artikel 2: 36 lid 4 BW. Als gevolg daarvan was [gedaagde] geen lid van de vereniging vanaf 31 december 2013. Voor zover de vordering is gebaseerd op het lidmaatschap van [gedaagde] van de vereniging vanaf die dag, is zij niet toewijsbaar op die grondslag.
6.1.
Voor het eerst bij repliek beroept de vereniging zich erop dat de redelijkheid en billijkheid eist dat [gedaagde] de door de leden vastgestelde bijdrage maandelijks en tijdig betaalt.
6.2.
De kantonrechter volgt de vereniging hierin niet omdat de beginselen van redelijkheid en billijkheid op zich geen rechtsgrond vormen voor een verplichting tot betaling van een door (de leden van) de vereniging vastgestelde bijdrage. Van gehele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking, met aanvulling van rechtsgronden, kan in dit geval geen sprake zijn. De vereniging voert daartoe te weinig feitelijke gronden aan.
7.1.
De vordering over december 2013 betreft € 72,-- als voorschot stookkosten. [gedaagde] voert het verweer dat onduidelijk is wie dit voorschot te vorderen heeft. Ook stelt zij dat het voorschot moet worden verrekend met de eindafrekening over 2013.
7.2.
De kantonrechter verwerpt dit verweer. Volgens [gedaagde] heeft zij aan haar verplichtingen ten opzichte van de VvE voldaan. Zij stelt niet het voorschot stookkosten over december 2013 te hebben betaald aan de VvE, zodat het ervoor gehouden moet worden dat zij dit voorschot verschuldigd was aan de coöperatie als lid van de coöperatie. Op grond van de omzetting is de vordering overgegaan op de vereniging. Dat [gedaagde] geen lid is van de vereniging doet daaraan niet af. Dat een voorschot moet worden verrekend met de eindafrekening, is geen steekhoudend verweer tegen de vordering tot betaling van het verschuldigde voorschot.
8. De vordering wegens buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar. De verrichtingen waarvan vergoeding wordt gevorderd, waren gericht op incasso van een veel te hoog bedrag. Het is niet redelijk de kosten daarvan voor rekening van [gedaagde] te laten komen.
9. Uit het voorgaande volgt dat de vordering slechts toewijsbaar is tot € 72,-- vermeerderd met de rente van 0,5% per maand vanaf de vervaldag, 16 december 2013. De vereniging dient als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.

de beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan de vereniging te betalen een bedrag van € 72,-- vermeerderd met een rente van 0,5% per maand over dit bedrag vanaf 16 december 2013 tot de dag der voldoening;
veroordeelt de vereniging in de kosten van het geding welke aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 300,-- wegens salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.