Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3067761/14-3272)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- een bedrag van € 1.397,24 met de overeengekomen rente van 0,5% per maand over € 1.264,= vanaf 6 mei 2014,
- de maandelijkse bijdragen vanaf mei 2014 van € 298,= per maand, vermeerderd met een eventuele wijziging van deze bijdrage en de daarover vervallen rente,
- de proceskosten.
- een bedrag van € 3.188,87 (de onbetaalde bijdragen over de periode van november 2013 tot en met december 2014) vermeerderd met de overeengekomen rente van 0,5% per maand althans de wettelijke rente vanaf 6 mei 2014;
- een bedrag van € 89,66 aan buitengerechtelijke kosten,
- de proceskosten in beide instanties met nakosten.
Herziening van de regeling in het Burgerlijk Wetboek betreffende splitsing in appartementen(1970-71, 10.987 nr. 3) is dit als volgt omschreven:
fvan het ontwerp is voorts als derde lid bepaald dat het in de akte van splitsing vervatte reglement bovendien een regeling kan inhouden, krachtens welke aan alle of bepaalde appartementsrechten mede verbonden is het lidmaatschap van een
andere,nader in het reglement omschreven vereniging, uiteraard voor zover dit in overeenstemming is met de statuten van die vereniging.
flid 1 onder
ebij elke akte van splitsing moet worden opgericht, komt hierop neer dat van de vereniging van eigenaars noodzakelijk
alleappartementseigenaars, aan wie de in één splitsing betrokken goederen toebehoren, lid zijn. Anderzijds kunnen geen andere personen lid van de vereniging van eigenaars zijn; ook niet bijvoorbeeld alle of bepaalde personen die appartementsrechten hebben in een andere, al dan niet gelijktijdig, door splitsing van een ander gebouw (of andere groep gebouwen) tot stand gebrachte gemeenschap. Wanneer nu in die andere gemeenschap een overeenkomstige behoefte bestaat en een gecombineerde behartiging van het belang waarom het daar en hier gaat, doeltreffender en minder kostbaar is, ligt het oprichten van een speciaal hiertoe bestemde andere vereniging voor de hand en kan het gewenst zijn dat het lidmaatschap daarvan aan de appartementsrechten in beide gemeenschappen wordt verbonden.
Een vereniging van eigenaren is geen vereniging van eigenaars!WPNR 2011, 6889), en niet om de situatie dat juist wel een VvE voor dat doel voorhanden is. In die laatste situatie is voor het aannemen van een verplichting tot betaling van een door de naast die VvE bestaande vereniging als waarvan in dit geval sprake is, in de door de Vereniging bedoelde beginselen geen rechtsgrond te vinden. Grief III wordt daarom verworpen.