ECLI:NL:GHSHE:2021:3260

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
200.296.953_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor minderjarige in het kader van uithuisplaatsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de minderjarige [minderjarige 1] tot benoeming van een bijzondere curator. De minderjarige, geboren in 2008, woont bij zijn moeder en staat sinds 29 juli 2019 onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming Brabant. De rechtbank had eerder een machtiging verleend voor uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en zijn broertje [minderjarige 2] in een zorggezin. De minderjarige was het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om een bijzondere curator te benoemen, en heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 september 2021 zijn de minderjarige, zijn ouders, en vertegenwoordigers van de GI gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er al voldoende ondersteuning is voor de minderjarige, waaronder een contextueel therapeut, en dat de benoeming van een bijzondere curator op dit moment niet in het belang van de minderjarige zou zijn. Het hof heeft het verzoek van [minderjarige 1] om een bijzondere curator te benoemen afgewezen, met de overweging dat de huidige situatie en de betrokken hulpverleners voldoende waarborgen bieden voor zijn belangen. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen wettelijke grond bestaat voor de benoeming van een bijzondere curator voor [minderjarige 2].

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 28 oktober 2021
Zaaknummer: 200.296.953/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/369382 / JE RK 20-491
in de zaak in hoger beroep van:
[minderjarige 1],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
advocaat: mr. C.C. Sneper.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], voornoemd, geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
    hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • [de moeder], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder, advocaat: mr. M. Erkens;
  • [de vader], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de vader;
  • Stichting Jeugdbescherming Brabant,gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] , de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 juli 2021, heeft [minderjarige 1] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende mr. C.C. Sneper als bijzondere curator voor [minderjarige 1] en zijn broertje [minderjarige 2] te benoemen om gedurende de lopende ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing en verlengingen daarvan hun belangen in en buiten rechte te behartigen, dan wel een beslissing te nemen die het hof in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] juist acht.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 september 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Sneper namens [minderjarige 1] ;
- de vader;
  • mr. Erkens namens de moeder;
  • de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI.
2.3.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
De raad heeft bij brief van 6 augustus 2021 aan het hof bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.
2.3.3.
[minderjarige 1] is voorafgaand aan de mondelinge behandeling in aanwezigheid van zijn advocaat, buiten aanwezigheid van de overige belanghebbenden, via een beeldbelverbinding door het hof gehoord.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
[minderjarige 1] is verder in de gelegenheid gesteld om de mondelinge behandeling via de beeldbelverbinding bij te wonen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 30 maart 2021, ingediend door de advocaat van [minderjarige 1] bij V6-formulier d.d. 13 september 2021.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. Het ouderlijk gezag over de kinderen berust bij de ouders. De kinderen wonen bij de moeder.
3.2.
De kinderen staan sinds 29 juli 2019 onder toezicht van de GI.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank (onder afzonderlijk zaaknummer C/01/368714) aan de GI een machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 16 april 2021 voor de duur van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen in een accommodatie van een zorgaanbieder.
De zelfstandige verzoeken van de moeder zijn afgewezen, evenals het verzoek van [minderjarige 1] tot benoeming van een bijzonder curator.
3.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn op 21 mei 2021 uit huis geplaatst in een zorggezin van Bijzonder Jeugdwerk.
3.5.
Bij beschikking van 19 augustus 2021 heeft het hof, naar aanleiding van het door de moeder ingestelde hoger beroep, de bestreden beschikking van 16 april 2021, voor zover door de moeder aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigd, dat wil zeggen, wat betreft de gegeven machtiging tot uithuisplaatsing en wat betreft de afwijzing van het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen.
3.6.
[minderjarige 1] kan zich met de beslissing van de rechtbank niet verenigen, voor zover daarbij het namens hem door mr Sneper ingediende verzoek tot benoeming van een bijzondere curator is afgewezen. Hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.7.
Door en namens [minderjarige 1] is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[minderjarige 1] is inmiddels uit huis geplaatst, maar zijn situatie is nog onveranderd. Hij wil nog steeds geen contact met zijn vader. Hij voelt zich daarin onvoldoende gehoord. Onlangs heeft hij weer een verzoek gedaan tot beëindiging van de machtiging uithuisplaatsing, maar de GI reageert niet.
De rechtbank heeft niet goed getoetst aan de criteria voor benoeming van een bijzondere curator. Ook indien er sprake is van een ondertoezichtstelling kan er sprake zijn van een belangenstrijd waarbij de benoeming van een bijzondere curator een meerwaarde heeft. Dit blijkt ook uit diverse rechtspraak. Voor een bijzondere curator is een andere rol weggelegd dan voor de jeugdbeschermer. De GI heeft een regierol. De bijzondere curator is slechts belast met de belangen van de minderjarige. Dit is een wezenlijk verschil.
De rechtbank lijkt de benoeming van een bijzondere curator op te vatten als iets dat onrust bij [minderjarige 1] kan veroorzaken. [minderjarige 1] heeft echter behoefte aan een neutrale vertrouwenspersoon. De GI is voor hem niet neutraal en hij geeft nu sociaal wenselijke antwoorden.
Er is verder onvoldoende rekening gehouden met de procesonbekwaamheid van [minderjarige 1] in de reguliere zaken zoals de machtiging uithuisplaatsing. De bijzondere curator biedt rechtsbescherming en kan de minderjarige gedurende de gehele ondertoezichtstelling vertegenwoordigen. Mr. Sneper heeft het vertrouwen van [minderjarige 1] en zij kan haar rol onafhankelijk (van de ouders) uitoefenen. Bovendien zou zij graag zien dat het hof overgaat tot een duobenoeming, waarbij een psycholoog of orthopedagoog onderzoek kan doen naar wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig hebben. Er is nu geen hulpverlening bij de kinderen betrokken.
3.8.
Namens de moeder is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het hof heeft het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen op
19 augustus 2021 afgewezen. Mede om die reden heeft de moeder ervoor gekozen om niet persoonlijk aanwezig te zijn tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep.
De verhalen van [minderjarige 1] en van de moeder worden niet geloofd. Er wordt ten onrechte gefocust op de strijd tussen de ouders. Verder is ten onrechte overwogen dat de belangen van [minderjarige 1] door de GI worden behartigd. Het belang van een kind kan immers op verschillende wijzen worden uitgelegd.
Er is wel degelijk een grond voor de benoeming van een bijzondere curator. Er is ook een conflict tussen de belangen van de GI en het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderen willen geen contact met de vader en zij willen geen uithuisplaatsing.
[minderjarige 1] laat nu gewenst gedrag zien door het contact met de vader aan te gaan, om op die manier te bewerkstelligen dat de uithuisplaatsing ongedaan wordt gemaakt.
Verder is het contact tussen [minderjarige 1] en de moeder te beperkt terwijl niet naar voren komt hoe belangrijk dit contact voor hem is. Er moet worden onderzocht wat er met de kinderen is gebeurd en wat er in hen omgaat. De moeder kan zich voorstellen dat zowel mr. Sneper als een orthopedagoog als bijzondere curator worden benoemd. Op deze manier kan [minderjarige 1] een stem krijgen.
3.9.
De vader heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het contact tussen hem en de kinderen is weer opgestart en het eerste contact was heel bijzonder. De vader had foto’s en een cadeau meegenomen.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] volgen ieder hun eigen tempo. De vader verwacht dat als de kinderen kind mogen zijn het contactherstel vanzelf gaat lopen. Het is voor de kinderen nu nog te vroeg om de contacten uit te breiden.
De vader heeft van de therapeut begrepen dat [minderjarige 1] zich steeds meer opent en dat de therapeut hoopvol is dat er vorderingen zullen worden gemaakt.
Mocht een bijzondere curator voor de kinderen helpend zijn dan is de vader niet tegen een benoeming, maar de vader vraagt zich af of een bijzondere curator in de onderhavige situatie een toegevoegde waarde heeft. De vader kan zich niet verenigen met een eventuele benoeming van mr. Sneper tot bijzondere curator, aangezien zij een advocaat is en hij haar niet onafhankelijk acht. De vader heeft bovendien de indruk dat mr. Sneper en mr. Erkens met elkaar samenwerken.
3.10.
De GI heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het is bijzonder dat door en namens [minderjarige 1] naar voren wordt gebracht dat er bij hem geen hulpverlening betrokken zou zijn.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn juist in dit specifieke gezinshuis geplaatst omdat Bijzonder Jeugdwerk Brabant een gespecialiseerd team heeft en ook therapie levert.
[minderjarige 1] heeft wekelijkse gesprekken met een contextueel therapeut.
Op zeker moment heeft [minderjarige 1] zelf aangegeven dat hij zijn vader wilde zien. Binnen twee dagen is het eerste contact tot stand gebracht.
Bij de therapeut bestaat niet de indruk dat de wens van [minderjarige 1] om de vader te zien is ingegeven om de uithuisplaatsing te beëindigen. De therapeut is bij de eerste contacten ook aanwezig geweest. Verder is er een ambulant begeleider om de contacten te begeleiden.
De GI acht het niet wenselijk om het proces dat nu gaande is te verstoren met de benoeming van een bijzondere curator. [minderjarige 1] vindt het lastig om met volwassenen te praten, maar hij heeft inmiddels een goede band met de therapeut en met de jeugdzorgwerker opgebouwd. In de ogen van [minderjarige 1] hoort mr. Sneper bij zijn moeder, waardoor hij niet vrij met haar kan praten en hij mogelijk klem tussen de ouders raakt. Bovendien heeft de GI de indruk dat de moeder [minderjarige 1] onder druk zet om het onderhavige verzoek te doen.
Mocht het hof toch van mening zijn dat er een bijzondere curator moet worden benoemd, dan dient dit een gedragskundig professional te zijn die bekend is met de problematiek die er speelt en dient hij of zij geen band te hebben met de ouders of met de GI.
De motivering van de beslissing
3.11.
Het hof overweegt het volgende.
3.11.1.
Een minderjarige dient in alle familierechtelijke zaken hem betreffend te worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 lid 1 Rv. Hij kan de door de wetgever aan belanghebbenden toegekende processuele bevoegdheden evenwel niet zonder tussenkomst van een wettelijke vertegenwoordiger of een daartoe benoemde bijzondere curator uitoefenen, behoudens voor zover de wet daarin voorziet (HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3535, NJ 2015/57).
Dat laatste is het geval ten aanzien van een verzoek als bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een minderjarige wiens verzoek tot benoeming van een bijzondere curator is afgewezen, kan daartegen dus zonder te worden vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger of bijzonder curator een rechtsmiddel aanwenden (vgl. HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409), mits in het hoger beroep vertegenwoordigd door een advocaat.
[minderjarige 1] kan dus worden ontvangen in dit hoger beroep.
3.11.2.
In artikel 1:250 BW is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald. Wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige, benoemt de rechter, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
3.11.3.
Het hof wil allereerst aan [minderjarige 1] uitleggen welke beslissing het hof heeft genomen.
Het hof vindt het fijn dat jij, [minderjarige 1] , met het hof hebt gesproken en het hof heeft geprobeerd goed naar jou te luisteren.
Je hebt aangegeven dat je geen contact meer met je vader wilt en dat je graag weer terug naar huis gaat om bij je moeder te wonen. Je vindt dat er niet goed naar jou wordt geluisterd. Daarom heb je het hof gevraagd om mr. Sneper als bijzondere curator te benoemen, zodat zij jouw stem en mening kracht kan bijzetten.
Het hof heeft ook geluisterd naar jouw ouders en naar de gezinsvoogden en het hof heeft alle processtukken die zijn ingediend zorgvuldig gelezen.
Op grond van alle informatie heeft het hof goed nagedacht en een beslissing genomen die het hof het meeste in jouw belang vindt.
Het hof kan nu geen beslissing nemen over de uithuisplaatsing; daar gaat deze procedure in hoger beroep niet over. Het hof wil wel aan jou meegeven dat het bij een uithuisplaatsing de bedoeling is dat dit een tijdelijke maatregel is en dat daarbij de verwachting is dat een kind binnen een bepaalde periode weer bij zijn ouder of ouders kan gaan wonen. De gezinsvoogd probeert dan samen met de ouders ervoor te zorgen dat dit op een veilige, goede manier mogelijk is. Soms lukt dit niet en dan wordt de maatregel verlengd als de kinderrechter dit voor het kind het beste vindt.
Jouw verzoek gaat over de benoeming van een bijzondere curator.
Het hof heeft besloten dat er geen bijzondere curator wordt benoemd. Dit betekent niet dat het hof jouw stem niet goed heeft gehoord, maar het hof vindt het op dit moment niet in jouw belang dat er nog een persoon bij jou betrokken wordt, terwijl er al veel mensen om je heen zijn. Het hof zal mr. Sneper dus niet als bijzondere curator benoemen, maar ook geen andere persoon.
Hoe is het hof tot deze beslissing gekomen?
Op dit moment ben jij het contact met je vader voorzichtig aan het herstellen. Dit is waarschijnlijk best spannend voor jou en jouw broertje [minderjarige 2] . Het hof vindt het belangrijk dat dit proces niet wordt verstoord.
Het hof vindt dat er op dit moment al voldoende mensen om jou heen zijn met wie jij praat of met wie jij kan praten en die kunnen beoordelen wat voor jou goed is. Wat voor jou goed is, komt misschien niet altijd overeen met jouw eigen wensen. Het hof begrijpt dat dit soms teleurstellend kan zijn, maar dit betekent niet dat jouw mening niet wordt gehoord of dat die geen rol speelt in de beslissingen die worden genomen. Wanneer er een juridische procedure is, zoals een beslissing over de uithuisplaatsing, kan jij bovendien jouw mening altijd laten weten via een brief of via een gesprek met de kinderrechter. Hiervoor is het niet noodzakelijk dat er een bijzondere curator wordt benoemd.
Het hof heeft van de heer [vertegenwoordiger van de GI 1], één van de gezinsvoogden, begrepen dat jij sinds kort wekelijkse gesprekken hebt met een therapeut. Het hof vindt dit heel belangrijk voor jou.
Met de therapeut ben jij nu een band aan het opbouwen. Het hof benadrukt dat jij aan de therapeut alles in vertrouwen kunt zeggen, ook over wat er in het verleden met jou is gebeurd. Het hof heeft verder begrepen dat jij een goed contact hebt met de mensen van het gezinshuis en met de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] zelf. Het is belangrijk om te weten dat je al deze mensen kunt vertrouwen en dat zij goed naar je zullen luisteren.
Wanneer er een bijzondere curator wordt benoemd verwacht het hof dat dit voor jou teveel zal zijn en dat het dan voor jou niet makkelijker wordt om jouw eigen gedachten over de uithuisplaatsing en over het contact met je vader uit te drukken. Onthoud intussen dat het contact met je vader alleen zal plaatsvinden op een manier waar jij je veilig bij kunt voelen.
Ook voor [minderjarige 2] zal het hof geen bijzondere curator benoemen. In de wet is niet geregeld dat jij dit voor jouw broertje kan vragen. Zelfs al zou dit anders zijn, dan vindt het hof dit niet in zijn belang.
3.11.4.
Het hof zal hierna herhalen wat het heeft beslist.
3.11.5.
Ten aanzien van het verzoek van [minderjarige 1] om een bijzondere curator voor [minderjarige 2] te benoemen is het hof van oordeel dat hiervoor geen wettelijke grond bestaat, zodat het hof [minderjarige 1] in zoverre niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn verzoek.
3.11.6.
Ten aanzien van het verzoek van [minderjarige 1] om een bijzondere curator voor hemzelf te benoemen overweegt het hof als volgt.
Bij [minderjarige 1] is, naast de gezinshuisouders en de gezinsvoogden, inmiddels een contextueel therapeut betrokken. [minderjarige 1] is met deze persoon een vertrouwensband aan het aangaan. De therapeut van [minderjarige 1] wordt vanwege diens expertise in staat geacht om te beoordelen wat [minderjarige 1] nodig heeft om zich op een veilige manier te ontwikkelen, meer in het bijzonder zich bewust te worden van zijn gevoelens en gedachten, en daarover te leren praten. Er is voorts een nieuwe ontwikkeling gaande doordat er weer contacten tussen [minderjarige 1] en zijn vader plaatsvinden. Mochten er zich contra-indicaties voordoen in het contact van [minderjarige 1] met zijn vader, dan vertrouwt het hof erop dat daar passend op wordt gereageerd. Het hof kan zich verder voorstellen dat de therapeut in een later stadium de ouders bij de behandeling zal betrekken. De belangen van [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ) worden op deze wijze voldoende gewaarborgd. Het hof is van oordeel dat benoeming van een bijzondere curator op dit moment geen toegevoegde waarde heeft en zelfs remmend zou kunnen werken op het proces dat gaande is.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart [minderjarige 1] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover hij heeft verzocht om een bijzondere curator voor zijn broertje [minderjarige 2] te benoemen;
wijst het hoger beroep voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.M.C. Dumoulin en A.J.F. Manders en is op 28 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.