ECLI:NL:GHSHE:2021:3180

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
20-003550-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake smaad, bedreiging en belediging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1963, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van 14 november 2019, waarin hij was veroordeeld voor smaad, bedreiging en belediging. De zaak betreft twee parketnummers: 03-158360-19 en 03-190738-19. De verdachte had op 27 mei 2018 op de betonnen vloer voor de ingang van een gebouw in Heerlen met witte verf de tekst ' [benadeelde 1] BEWIND CORRUPT GLUIPERD ! I WILL B' gespoten, wat leidde tot een aangifte van smaad door de benadeelde partij, [benadeelde 1]. Daarnaast had de verdachte [benadeelde 1] bedreigd via voicemail en had hij op 7 augustus 2019 de wijkagent [wijkagent 1] bedreigd met de woorden dat hij een moord zou plegen als deze nogmaals aan de deur zou komen. Het hof heeft de verdediging van de verdachte, die psychische overmacht aanvoerde, verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en moest een schadevergoeding van €200,00 aan [benadeelde 1] betalen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 mei 2018.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003550-19
Uitspraak : 29 april 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Maastricht, van 14 november 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-158360-19 en 03-190738-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1963,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met aanvulling van een beslissing tot toewijzing van de door de benadeelde partij gemaakte reiskosten ten behoeve van het bijwonen van de terechtzitting op 29 januari 2021 en 15 april 2021 in hoger beroep.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte integraal wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-158360-19 en het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-190738-19 heeft de raadsman bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege – naar het hof begrijpt - psychische overmacht. Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft de verdediging bepleit de gevorderde schadevergoeding te matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-158360-19:1.
hij op of omstreeks 27 mei 2018, in de gemeente Heerlen, opzettelijk
de eer en/of de goede naam van [benadeelde 1] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel op de betonnen vloer voor de ingang van het gebouw van ‘ [bedrijf] ’ met witte verf de tekst geplaatst : ‘ [benadeelde 1] BEWIND CORRUPT GLUIPERD ! I WILL B’;
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een betonnen vloer voor de ingang van het gebouw van ‘ [bedrijf] ’, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [bedrijf] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2018 tot en met 10 juni 2018 te Heerlen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk [benadeelde 1] , in zijn tegenwoordigheid mondeling, heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: 'Teringzak, lamzak, kankerzak', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 6 augustus 2018 te Heerlen, althans in Nederland, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (telefonisch) via de voicemail van die [benadeelde 1] gezegd: ‘Jij gaat nog wat meemaken vuil corrupt tering mannetje, met je kut bewindvoerders, kut kantoor. Die gaan er allemaal aan, geloof me maar. Ik ga oorlog bouwen en ik sla je nog je tanden uit je bek, weet je nog.’;
Zaak met parketnummer 03-190738-19:1.
hij op of omstreeks 7 augustus 2019 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, [wijkagent 1] (wijkagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die in te bellen naar het Regionaal Service Centrum en vervolgens dreigend te zeggen: "Ik heb net met de AIVD gesptoken over het corrupte politiekantoor in Heerlen, zit de corrupte politieagent [wijkagent 1] . Ik heb alles doorgegeven aan de AIVD. Als die corrupte agent nog een keer aan de deur komt pleeg ik een moord" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke bedreiging vervolgens ter kennis van voornoemde [wijkagent 1] is gekomen;
2.
hij op of omstreeks 6 augustus 2019 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen opzettelijk een ambtenaar, te weten [wijkagent 1] (wijkagent van politie), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling in het openbaar heeft beledigd, door meermalen, althans eenmaal, - zakelijk weergegeven - tegen hem te zeggen dat hij, voornoemde [wijkagent 1] , corrupt is, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-158360-19
Aan verdachte is onder 3 – voor zover hier van belang en kort gezegd – ten laste gelegd dat hij in de periode van 4 juni 2018 tot en met 10 juni 2018 te Heerlen opzettelijk [benadeelde 1] opzettelijk heeft beledigd.
Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft erkend de ten laste gelegde bewoordingen te hebben geuit jegens [benadeelde 1] , heeft hij ontkend dat hij die woorden heeft geuit in de ten laste gelegde periode. Nu het dossier ten aanzien van de pleegperiode, alsmede de pleegplaats geen bewijsmiddelen bevat, kan een in die periode en een aldaar gepleegde belediging niet bewezen worden verklaard. Daarom zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-158360-19 onder 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 03-190738-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-158360-19:1.
hij op 27 mei 2018 in de gemeente Heerlen, opzettelijk de eer of de goede naam van [benadeelde 1] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel op de betonnen vloer voor de ingang van het gebouw van ‘ [bedrijf] ’ met witte verf de tekst geplaatst : ‘ [benadeelde 1] BEWIND CORRUPT GLUIPERD ! I WILL B’;
2.
hij op 27 mei 2018 te Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een betonnen vloer voor de ingang van het gebouw van ‘ [bedrijf] ’, dat aan [bedrijf] toebehoorde, heeft beschadigd;
4.
hij op 6 augustus 2018 te Heerlen, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (telefonisch) via de voicemail van die [benadeelde 1] gezegd: ‘Jij gaat nog wat meemaken vuil corrupt tering mannetje, met je kut bewindvoerders, kut kantoor. Die gaan er allemaal aan, geloof me maar. Ik ga oorlog bouwen en ik sla je nog je tanden uit je bek, weet je nog.’;
Zaak met parketnummer 03-190738-191.
hij op 7 augustus 2019 in Nederland [wijkagent 1] (wijkagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die in te bellen naar het Regionaal Service Centrum en vervolgens dreigend te zeggen: "Ik heb net met de AIVD gesproken over het corrupte politiekantoor in Heerlen, zit de corrupte politieagent [wijkagent 1] . Ik heb alles doorgegeven aan de AIVD. Als die corrupte agent nog een keer aan de deur komt pleeg ik een moord" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke bedreiging vervolgens ter kennis van voornoemde [wijkagent 1] is gekomen;
2.
hij op 6 augustus 2019 te Hoensbroek, opzettelijk een ambtenaar, te weten [wijkagent 1] (wijkagent van politie), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling in het openbaar heeft beledigd, door meermalen - zakelijk weergegeven - tegen hem te zeggen dat hij, voornoemde [wijkagent 1] , corrupt is.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 03-158360-19
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde procesdossier van de politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Basisteam Heerlen, registratienummer PL2431-2018112297, opgemaakt door [verbalisant 1] , sluitingsdatum 15 augustus 2018, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 76.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Feiten 1 en 2
1.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 30 mei 218, p. 1-2, voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [benadeelde 1], zakelijk weergegeven (met de bijbehorende foto’s p. 3):
Ik heb een bewindvoerders kantoor gevestigd te Heerlen. In dit pand bevinden zich ongeveer 100 verschillende bedrijven. Op 28 mei 2018 omstreeks 09:00 uur kwam mijn collega bij het gebouw aan en zag hij dat op de betonnen vloer voor de ingang van het gebouw met witte verf gespoten was: ‘ [benadeelde 1] BEWIND CORRUPT GLUIPERD ! I WILL B’. Vervolgens heb ik de camerabeelden bekeken en zag ik op deze beelden dat een mijnheer die ik herkende als een cliënt van mij, genaamd [verdachte] , wonende te [adres 1] de tekst gespoten had. Voordat ik de camerabeelden bekeek had ik al het vermoeden dat dit door [verdachte] gedaan was omdat hij het woord Corrupt heel vaak gebruikt. Door deze gespoten tekst voel ik mij in mijn goede naam aangetast en ook enigszins bedreigd. Deze tekst is voor iedereen die in dit gebouw werkt en/of moet zijn leesbaar geweest.
2.
Een proces-verbaal d.d. 25 juni 218, p. 4, voor zover inhoudende als
bevestiging ontvangst klacht, zakelijk weergegeven:
Ondergetekende: [inspecteur van politie] inspecteur van politie,
van Eenheid Limburg, district Heerlen, BT Brunssum/Landgraaf
als zodanig hulpofficier van justitie,
verklaart de klacht van: [benadeelde 1] , geb. [geboortedag 2] 1982
met het uitdrukkelijke verzoek tot strafrechtelijke vervolging van: [verdachte] , geb. [geboortedag 1] .1963
ter zake: laster/ smaad
op 25.06.2018 te hebben ontvangen
3.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 30 mei 218, p. 5-6, voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [aangever] namens [bedrijf], zakelijk weergegeven (met de bijbehorende foto’s p. 7-12)
Op 28 mei 2018 constateerde ik dat de betonnen vloer voor onderdeel uit makende van het pand Kloosterweg 1 te Heerlen bespoten was met witte verf. Er was gespoten: [benadeelde 1] BEWIND CORRUPT GLUIPERD'. I WILL B. Dit gebouw is eigendom van [bedrijf] . Ik heb aan niemand toestemming gegeven tot het plegen van het feit. Wij hebben de camerabeelden van het gebouw bekeken en op deze beelden is te zien dat op 27 mei 2018 tussen 08:55 uur en 09:12 uur een mij onbekende persoon bezig is met spuiten van de verf op de betonnen vloer voor de ingang van het gebouw.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 juli 2018, p. 49-58, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 27 mei 2018 is door een manspersoon, die door [benadeelde 1] , op de camerabeelden herkend wordt als onderstaande verdachte [verdachte] met een spuitbus vernielingen gepleegd. Op 16 juli 2018 zijn deze camerabeelden door mij bekeken. Op de bewegende camerabeelden is te zien dat op 27 mei 2018 omstreeks 08:55 uur een fietser, met een rugzak, op een mountainbike het terrein van [bedrijf] komt opgereden. Op de bewegende beelden is te zien dat op 27 mei 2018 om 08:57:04 uur de verdachte, witte verf op de betonnen grond nabij de ingang van het pand van [bedrijf] spuit. Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1963 te [geboorteplaats] .
5.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 augustus 2018, p. 69, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 30 juli 2018 omstreeks 13:00 uur werd door mij de verdachte [verdachte] gehoord. Bij het zien van de verdachte zag ik dat deze persoon grote gelijkenis vertoonde met de persoon welke op zowel de fotoprints als de bewegende camerabeelden te zien is. Ik zag namelijk dat de verdachte op de fotoprints en camerabeelden evenals de verdachte welke voor mij zat een kaal hoofd had. Verder kwam het postuur van de verdachte op de fotoprints en camerabeelden overeen met het postuur van de voor mij zittende verdachte. Verdachte verklaarde in zijn verhoor dat hij in het bezit is van een mountainbike terwijl de verdachte op de fotoprints en camerabeelden aangereden kwam op een mountainbike en daarmee ook weer is weggereden.
Feit 4
1.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 6 augustus 2018, p. 74-76, voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [benadeelde 1], zakelijk weergegeven:
Op 6 augustus 2018 tussen 10:39 en 10:58 uur was ik op mijn kantoor te Heerlen. Ik hoorde dat mijn voicemail van mijn gsm overging. Ik zag dat ik berichten had ontvangen van het nummer [telefoonnummer] . Ik heb toen de voicemail berichten beluisterd en herkende de stem van de heer [verdachte] . In het vierde voicemail bericht van 06/08/2018 10:39 uur zegt [verdachte] : He je bent niet in de gelegenheid om je telefoon op te pakken.. He eh heb je al een goeie verzekering afgesloten. Jij gaat nog wat meemaken vuil corrupt tering mannetje, met je kut bewindvoerders, kut kantoor. Die gaan er allemaal aan. geloof me maar. Ik ga oorlog bouwen en ik slagje nog je tanden uit je bek. weet je nog. jullie heb ik de oorlog verklaard. Als ik die tegen kom of die van [benadeelde 2] is het oorlog. Die is al snel verhuisd niet kantoor en al. Maar ik vind ze toch wel. blijf net zo lang bezig tot ik die gevonden heb.
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 5 juni 2019, ongenummerd, met proces-verbaalnummer PL2300-2018080318-9, voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte,zakelijk weergegeven:
U heeft op maandag 6 augustus 2018 op de voicemail van [benadeelde 1] de navolgende
berichten achtergelaten. Jij gaat nog wat meemaken vuil corrupt tering
mannetje, met je kut bewindvoerders, kut kantoor. Die gaan er allemaal aan, geloof me maar. Ik ga oorlog bouwen en ik sla je nog de tanden uit je bek, weet je nog. kan je dit doorgeven aam de politie, interesseert mij toch geen fuck. Helemaal niks interesseert mij dat, wat zijn jullie teringvolk zeg. Al die arme mensen kapot maken, echt waar he, jullie heb ik de oorlog verklaard. Als ik die tegen kom of die van [benadeelde 2] is het oorlog. Die is al snel verhuisd met kantoor en al. Maar ik vind ze toch wel, blijf net zolang bezig tot ik die gevonden heb. Privé, vuile teringlijders. Arme mensen om zeep helpen, hahahaha, heb je net een goeie getroffen. Ik kom van de week weer een broodje eten bij jullie daar en een bak koffie."
Waarom heeft u dit bericht ingesproken op de voicemail van uw voormalige bewindvoerder?
A: Ja meerdere keren, misschien wel veertig keer. Ik scheld hem helemaal voor rot.
3.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 15 april 2021, voor zover inhoudende:
U vraagt mij of ik de woorden ‘Jij gaat nog wat meemaken vuil corrupt tering mannetje, met je kut bewindvoerders, kut kantoor. Die gaan er allemaal aan, geloof me maar. Ik ga oorlog bouwen en ik sla je nog je tanden uit je bek, weet je nog’ tegen de heer [benadeelde 1] heb gezegd.
Ja, die woorden heb ik geuit.
Ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 03-190738-19
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde procesdossier van de politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Basisteam Heerlen, afdeling BT Opsporing, proces-verbaalnummer PL2431-2019123096, opgemaakt door [verbalisant 2] , sluitingsdatum 9 augustus 2018, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 34.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Feit 1
1.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 7 augustus 2019, p. 16-19, voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [wijkagent 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als wijkagent bij de Politie eenheid Limburg basisteam Heerlen.
Vanmorgen werd ik op het werk geconfronteerd met opnieuw een bedreiging, gepleegd door de heer [verdachte] . Op 7 augustus 2019 te 12:28 uur binnengekomen op het Regionaal Service Center en doorgezet naar ons basisteam:
Ik hoorde de heer [verdachte] zeggen: “Ik heb net met de AIVD gesproken over het corrupte politiekantoor in Heerlen, zit de corrupte agent [wijkagent 1] . Ik heb alles doorgegeven aan de AIVD. Als die corrupte agent nog aan de deur komt pleeg ik een moord.” Ik hoorde namelijk dat [verdachte] inmiddels wist dat ik in Hulsberg woonachtig ben en dat hij mij wel zou vinden als het zover kwam dat hij uit de woning werd gezet. Ik voel me bedreigd door de uitlatingen van de heer [verdachte] . Ik heb het gevoel dat hij niet te stoppen is en ik vermoed dat hij mij inderdaad gaat opzoeken in mijn privé situatie op het moment dat hij uit zijn woning wordt gezet. Ik voel me bedreigd met een misdrijf tegen mijn leven gericht. Ik heb tevens het gevoel dat ik belemmerd word in de uitoefening van mijn functie doordat de heer [verdachte] mij belasterd en bedreigd kennelijk om te voorkomen dat ik mijn werk nog naar behoren kan doen in de wijk.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen berichten Services Center Politie, d.d. 9 augustus 2018, p. 21-28, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
De verdachte [verdachte] heeft tussen 5 augustus 2019 en 7 augustus 2019 meermaals ingebeld bij het Servicecenter van de Politie eenheid Limburg. Meldingen worden samengevat in tekst doorgezet naar het Basisteam, in dit geval basisteam Heerlen. De verdachte [verdachte] pleegt tijdens meermaals dreigende taal tegen politieambtenaar [wijkagent 1] , werkzaam bij basisteam Heerlen als wijkagent. Hieronder worden de schriftelijk binnengekomen meldingen weergegeven.
De bij basisteam Heerlen schriftelijk binnengekomen meldingen van het Servicecenter:
2019-08-07, 12:28:2 5AFGESL0TEN
ter info;
Ik hoorde [verdachte] zeggen Ik heb net met de AIVD gesproken over het corrupte
politiekantoor in Heerlen, zit de corrupte agent [wijkagent 1] . Ik heb alles doorgegeven aan
de AIVD. Als die corrupte agent nog aan de deur komt pleeg ik een moord.

Uitgewerkte tekst van de opgenomen geluidsbestanden van het Service center:

Gesprek opgenomen op 07-08-2019 12:03:08
Richting: Inkomend
Tekst:
"Goedemiddag mevrouw ik heb net met de AIVD gesproken. U spreekt trouwens met [verdachte] ( het hof begrijpt [verdachte] ) van de [adres 1] . Ik heb net de AIVD gesproken over een corrupte politiekantoor Heerlen. Enne er zit een corrupt wijkagent [wijkagent 1] . Ik heb alles doorgegeven aan de AIVD. Ik zeg als die corrupte agent nog ene keer bij mij aan de deur komt, pleeg ik een moord. Dus daar is iedereen van op de hoogte. Ik heb iedereen gewaarschuwd. Die corrupte agent komt bij mij niet meer in de buurt.. En ander sta ik niet meer voor mezelf in. Ik sloop hem. Ik zweer het je. Als ik hem tegenkom dan sloop ik hem. [wijkagent 1] . [wijkagent 1] . [wijkagent 1] is dat. O echt waar ik krijg steeds meer een hekel aan die man. Uit de buurt houden anders gaat het fout. Als hij in mijn buurt komt, dan gaat het los.
Feit 2
1.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 7 augustus 2019, p. 16-19, voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [wijkagent 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als wijkagent bij de Politie eenheid Limburg basisteam Heerlen. Ik ben wijkagent in het stadsdeel Hoensbroek. Ik wens aangifte te doen tegen [verdachte] , bewoner van de [adres 1]
Op 6 augustus 2019 was ik met een collega wijkagent [wijkagent 2] , werkzaam in
de wijk Maria-Gewanden/Terschuren, waarvan de [adres 1] deel van uit maakt.
Ik hoorde dat [verdachte] riep dat ik weg moest blijven omdat hij niet met corrupte agenten wilde praten. Ik hoorde even later dat de heer [verdachte] in de richting van mijn gesprekspartners riep dat ze niet met mij moesten praten omdat ik corrupt was. Ik neem mijn werk zeer serieus en voelde me door deze opmerkingen, die overigens totaal niet op waarheid berusten, in mijn goede naam en eer aangerand.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 augustus 2018, p. 20, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [wijkagent 2]:
Op 6 augustus was ik met collega wijkagent [wijkagent 1] in gesprek met de bewoonster van [adres 2] . Ik hoorde dat [verdachte] iets in onze richting riep wat niet te verstaan was. Ik ben samen met collega [wijkagent 1] naar hem toe gelopen. Ik hoorde dat hij tijdens het aanlopen riep: " Blijf maar weg ik praat niet met die corrupte wijkagent”. Ik en collega [wijkagent 1] zijn toch naar hem toe gegaan en getracht het gesprek op een fatsoenlijke wijze te voeren. Ik hoorde dat hij bleef herhalen dat hij niet met collega [wijkagent 1] wilde praten. Ik hoorde dat hij tegen de bewoners waar collega [wijkagent 1] mee stond te praten schreeuwde:" Praat niet met die corrupte wijkagent".
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit en daartoe – in de kern – gesteld dat gelet op de bij verdachte vastgestelde ADHD, PTSS en borderline-problematiek het opzet tot de verweten gedragingen ontbreekt.
Uit vaste rechtspraak volgt dat slechts dan sprake is van het ontbreken van opzet indien bij de dader zou blijken van een zodanige ernstige geestelijke afwijking dat aangenomen moet worden dat hij van elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelingen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken. Van een dergelijke ernstige geestelijke afwijking is het hof uit de stukken noch uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 03-158360-19
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak van de tenlastelegging bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de ‘stills’ van camerabeelden die zich in het dossier bevinden niet duidelijk zijn en hij zijn cliënt niet op ‘stills’ van beelden heeft kunnen herkennen.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat de herkenning van de verdachte door aangever onvoldoende betrouwbaar is om tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te komen, overweegt het hof als volgt.
Op 27 mei 2018 tussen 08:55 uur en 09:12 uur heeft een manspersoon op de betonvloer voor de ingang van het pand van [bedrijf] aan de Kloosterweg 1 te Heerlen, alwaar ook het bewindvoerders kantoor van aangever [benadeelde 1] is gevestigd met witte verf de tekst: ‘ [benadeelde 1] BEWIND CORRUPT GLUIPERD ! I WILL’ gespoten. Aangever [benadeelde 1] heeft de volgende dag de camerabeelden bekeken die zijn gemaakt van dit incident en heeft op de bewegende beelden de dader herkend als de verdachte. Van de bewegende beelden zijn ‘stills’ toegevoegd aan het dossier. Aangever heeft verklaard de verdachte persoonlijk te kennen, omdat verdachte een cliënt is die bij hem onder bewind staat. Uit de aangifte blijkt dat er sprake is van een conflict tussen de verdachte en aangever en dat de aangever heeft verklaard dat de verdachte heel vaak het woord corrupt gebruikt.
De camerabeelden zijn tevens door verbalisant [verbalisant 1] uitgekeken. In het proces-verbaal van bevindingen (p. 49-58 van het procesdossier) heeft [verbalisant 1] gerelateerd dat op de bewegende camerabeelden is te zien dat op 27 mei 2018 omstreeks 08:55 uur een fietser, met een rugzak, op een mountainbike het terrein van [bedrijf] komt opgereden en dat om 08:57:04 uur de dader, witte verf op de betonnen grond nabij de ingang van het pand van [bedrijf] spuit. Verbalisant [verbalisant 1] heeft vervolgens op 30 juli 2018 verdachte gehoord. In het proces-verbaal van bevindingen ( p. 69 van het procesdossier) heeft hij gerelateerd dat hij bij het zien van de verdachte constateerde dat de verdachte grote gelijkenis vertoonde met de persoon op de camerabeelden, zo zou de persoon op de beelden evenals de verdachte een kaal hoofd hebben en zou het postuur van de dader overeenkomen met die van de verdachte. Verbalisant [verbalisant 1] heeft voorts gerelateerd dat de dader op de beelden op een mountainbike kwam aangereden, daarmee ook weer is weggereden en dat de verdachte tijdens zijn verhoor zou hebben verklaard in bezit te zijn van een mountainbike.
Onder die omstandigheden heeft het hof – ook al zijn de ‘stills’ in het dossier, naar de raadsman kan worden nagegeven, verre van duidelijk – mede gelet op het overige hiervoor bedoelde bewijs geen aanleiding om te twijfelen aan de herkenning door de aangever bij het uitkijken van de hem ter beschikking staande bewegende camerabeelden van de verdachte als degene die op 27 mei 2018 op de betonnen vloer voor de ingang van het pand van [bedrijf] te Heerlen met witte verf de woorden: ‘ [benadeelde 1] BEWIND CORRUPT GLUIPERD ! I WILL’ heeft gespoten. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat aangever in zijn hoedanigheid als bewindvoerder veelvuldig contact had met de verdachte, zodat het voor iemand die de verdachte reeds kent en daarom voor een herkenning minder visuele informatie nodig heeft. Voort heeft het hof in aanmerking genomen dat tussen de aangever en de verdachte een voortdurend conflict was. Uit de processtukken is immers gebleken dat de verdachte het niet eens is met de wijze waarop aangever aan de bewindvoering invulling heeft gegeven en dat hij meermalen heeft gezegd dat de bewindvoerder corrupt is. De aard van het al langer durend conflict tussen verdachte en aangever, de aard van de tekst, de specifieke woordkeuze en door de verdachte vergelijkbare taalgebruik, alsmede het veelvuldige contact dat aangever heeft gehad met verdachte in de relatie als zijn bewindvoerder, sterkt het hof in zijn overtuiging dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 03-190738-19
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de tenlastegelegde bewoordingen geen bedreiging van [wijkagent 1] oplevert met enig misdrijf tegen het leven gericht, nu die bewoordingen onvoldoende specifiek zijn, in de zin dat niet blijkt dat met het plegen van een moord op [wijkagent 1] wordt bedoeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat uit de tekst van de tenlastelegging, de context waarin de tenlastegelegde woorden zijn gebruikt en onder de omstandigheden zoals die in de gebezigde bewijsmiddelen naar voren komen, onmiskenbaar volgt dat de tekst van de tenlastelegging niet anders kan worden uitgelegd dan dat de bedreiging specifiek is gericht aan [wijkagent 1] . Volgens de tekst van de tenlastelegging heeft de verweten bedreiging immers plaatsgevonden doordat de verdachte de aangever [wijkagent 1] onder andere de woorden “Als die corrupte agent nog een keer aan de deur komt pleeg ik een moord” toevoegde.
De in de tenlastelegging genoemde uitlatingen van verdachte zijn in het algemeen bij uitstek geëigend om dergelijke vrees bij de bedreigden op te wekken. Voorts zijn de omstandigheden waaronder die woorden zijn geuit dusdanig dat bij [wijkagent 1] die vrees ook redelijkerwijs kon ontstaan. Blijkens de aangifte van [wijkagent 1] was verdachte ook op de hoogte van zijn privé-woonplaats. Door, onder de omstandigheden zoals die in de gebezigde bewijsmiddelen naar voren komen, aan [wijkagent 1] de in de tenlastelegging genoemde woorden toe te voegen heeft verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij hem de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen. Dat deze woorden in een mogelijk emotionele opwelling zijn geuit, doet daaraan niet af. Derhalve is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [wijkagent 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Voor hetgeen overigens door de verdediging naar voren is gebracht, geldt dat dit wordt weerlegd door de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Het hof ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-158360-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:

smaad.

Het in de zaak met parketnummer 03-158360-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 03-158360-19 onder 4 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in de zaak met parketnummer 03-190738-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in de zaak met parketnummer 03-190738-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-190738-19 op het standpunt gesteld dat de verdachte een beroep op – naar het hof begrijpt – psychische overmacht toekomt en dat hij om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte zich uitgelokt voelt als hij aangever tegenkomt, en wordt getriggerd door een van buiten komende drang waartegen de verdachte geen weerstand kon en behoefde te bieden.
Voor een succesvol beroep op psychische overmacht is vereist dat sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden.
Voor het hof is op grond van de aan het verweer ten grondslag liggende feiten en omstandigheden van een - in werkelijkheid bestaande - van buiten komende drang als vorenbedoeld op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Evenmin zijn naar het oordeel van het hof overigens omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan verdachte kon menen dat er sprake was van een dergelijke van buiten af komende drang.
Nu ook overigens geen andere omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is hij strafbaar.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een betonnen vloer voor de ingang van het pand van [bedrijf] . door met witte verf de woorden: ‘ [benadeelde 1] BEWIND CORRUPT GLUIPERD ! I WILL’ te spuiten. Aldus handelende heeft de verdachte de benadeelde overlast bezorgd. De verdachte heeft zich daarmee tevens schuldig gemaakt aan smaad, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. De verdachte heeft met zijn uitlatingen aangever in een kwaad daglicht gesteld en zijn eer of goede naam schade toegebracht. Voorts heeft de verdachte zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een bedreiging van zijn (toenmalige) bewindvoerder waardoor verdachte door zijn bedreigende uitlatingen aan het adres van de aangever angst heeft veroorzaakt. Slachtoffers van doodsbedreigingen kunnen nog geruime tijd nadelige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Ten gevolge van de gebeurtenissen is aangever met zijn bewindvoerderskantoor verhuisd.
Ten slotte is ten laste van verdachte bewezenverklaard dat hij een persoon heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en die persoon, zijnde een wijkagent, verbaal heeft beledigd. Het hof heeft in aanmerking genomen de omstandigheid dat de bedreiging gericht was tegen een ambtenaar in functie en dat het gezag van de betreffende ambtenaar is ondermijnd en heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de ambtenaar. Daarbij overweegt het hof dat de door de verdachte gebezigde bewoordingen geëigend zijn om gevoelens van angst te weeg te brengen bij de betreffende medewerker. Voorts heeft het hof ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde onder 2 in de zaak met parketnummer 03-190738-19 gelet op de omstandigheid dat de door verdachte gebezigde beledigende bewoordingen eveneens een ondermijning en miskenning van het openbaar gezag betekenen en dat de ambtenaar door dit handelen in zijn eer en goede naam is aangetast. Ambtenaren met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en de veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met bedreigingen en beledigingen.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Het hof heeft daarnaast in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door hem en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht. Daaruit is onder meer gebleken dat bij verdachte ADHD en chronisch PTSS bij een borderline persoonlijkheidsstoornis is geconstateerd.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat bij verdachte sprake is van een complexe persoonlijkheidsproblematiek, zodat het voor het hof – evenals de politierechter –
voldoende duidelijk is dat ten minste sprake is van een verminderde toerekenbaarheid. Het hof zal bij de strafoplegging daarmee rekening houden.
Het hof acht, vorenstaande in overweging genomen en in het bijzonder gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die het hof ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken passend en geboden. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Als stok achter de deur, zal het hof verdachte nog wel een proeftijd van drie jaren opleggen, ten einde verdachte te weerhouden strafbare feiten te plegen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij is in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering. Daarnaast heeft de benadeelde partij in hoger beroep een bedrag van € 144,92 aan reiskosten gevorderd, in verband met het bijwonen van de zitting in hoger beroep op 29 januari 2021 en 15 april 202.
Voor het toewijzen van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat is, voor zover in dezen van toepassing, ingevolge artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek vereist, dat de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad.
Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit in zijn eer of goede naam is geschaad. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, zodat hij op die grond aanspraak kan maken op vergoeding van immateriële schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
Het hof begroot die schade, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd, naar billijkheid op een bedrag van € 200,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2018, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft voorts een bedrag van in totaal € 144,92 aan reiskosten gevorderd.
Het hof stelt voorop dat de Hoge Raad in een reeks arresten heeft geoordeeld dat een redelijke wetsuitleg van artikel 532 Sv (artikel 592a oud Sv) met zich brengt dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (o.a. ECLI:NL:HR:2019:793). In civiele procedures wordt de maatstaf voor de toekenning van proceskosten ontleend aan de artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
De civiele proceskostenregeling bevat een (in beginsel) limitatieve en exclusieve regeling voor de proceskostenvergoeding (ECLI:NL:HR:2015:1600). Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, en artikel 239 Rv, in onderlinge samenhang bezien, komen alleen voor vergoeding in aanmerking – voor zover hier relevant – reiskosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding indien in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon is geprocedeerd.
De voegingsprocedure is een procedure waarin in persoon kan worden geprocedeerd; er geldt immers geen verplichte procesvertegenwoordiging. Het hof is van oordeel dat ten aanzien van de gevorderde reiskosten voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep op 29 januari 2021 en 15 april 2021 geldt dat de benadeelde partij toen niet in persoon procedeerde. Hij heeft zowel op de terechtzitting van 29 januari 2021 als op de terechtzitting van 15 april 2021 geproduceerd met behulp van een vertegenwoordiger van Slachtofferhulp Nederland, die tevens op laatst genoemde zitting de vordering namens de benadeelde partij heeft toegelicht. Artikel 238 lid 2 Rv is dan van toepassing en voor toekenning van een proceskostenvergoeding wegens reiskosten van een partij is dan geen plaats. Zou de benadeelde partij een civiele procedure hebben gevoerd, dan had zij immers evenmin aanspraak gehad op de gevorderde vergoeding. Het hof ziet op grond van de hiervoor aangehaalde jurisprudentie en wetgeving geen aanleiding daarop een uitzondering te maken op gronden van redelijkheid of billijkheid of op de grond dat de aansprakelijkheid van verdachte berust op een bewezenverklaard ernstig delict.
Het hof zal daarom de vordering tot vergoeding van deze proceskosten dan ook afwijzen en voor het overige zal het hof de verdachte veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 200,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 261, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-158360-19 onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-158360-19 onder 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 03-190738-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-158360-19 onder 1, 2 en 4 en in de zaak met parketnummer 03-190738-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-158360-19 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-158360-19 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 mei 2018.
Aldus gewezen door:
mr. B. Stapert, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.H.T. de Haas, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Hafti, griffier,
en op 29 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W.E.C.A. Valkenburg, mr. A.H.T. de Haas en mr. H. Hafti zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.