ECLI:NL:GHSHE:2021:3081

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
200.276.962_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ontbinding van een koopovereenkomst van een paard en de gevolgen van het niet uitvoeren van een veterinaire keuring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door Dressuurstal [X] en [appellant 1] tegen [geïntimeerde] naar aanleiding van een geschil over de verkoop van een paard. De partijen hebben op 15 november 2018 een koopovereenkomst gesloten voor het paard genaamd [Y], met een koopprijs van € 18.500,00. In de overeenkomst was opgenomen dat de koper het paard voorafgaand aan de koop een veterinaire keuring moest laten ondergaan. De koper heeft echter het paard niet opgehaald op de afgesproken datum en heeft de resterende koopsom niet betaald. De koper heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden, stellende dat de verkoper niet heeft meegewerkt aan de veterinaire keuring. De verkoper heeft ook de overeenkomst ontbonden omdat de koper niet aan zijn verplichtingen voldeed. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van de koper toegewezen en die van de verkoper afgewezen. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de koper niet tijdig heeft aangedrongen op de veterinaire keuring en dat de verkoper niet heeft belet dat deze keuring kon plaatsvinden. Het hof heeft de vorderingen van de koper afgewezen en de vorderingen van de verkoper toegewezen, inclusief schadevergoeding voor de kosten die de verkoper heeft gemaakt door het niet afhalen van het paard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer gerechtshof: 200.276.962
(zaaknummer rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven: 7664542)
arrest van 12 oktober 2021
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

tevens handelende onder de naam
Dressuurstal [X],
2. [appellant 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat: mr. N.M. de Houwer-van Wijk.
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. S.A. Wensing,
Geïntimeerde sub 1 zal worden aangeduid als [appellant 1] ” en geïntimeerden gezamenlijk in enkelvoud als “ [appellant 1 c.s.] ”.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 27 februari 2020,
- de fax van 25 mei 2020 van [appellant 1] ,
- de akte uitlating van 26 mei 2020 van [geïntimeerde] ,
- de memorie van grieven, met producties,
- de memorie van antwoord,
- de akte van 24 november 2020 van [appellant 1 c.s.] , met een productie,
- de akte uitlating van 22 december 2020.
1.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1.
Deze zaak gaat in het kort over het volgende. Tussen [appellant 1] en [geïntimeerde] is op 15 november 2018 een door beide partijen getekend schriftelijk koopcontract tot stand gekomen met betrekking tot de (ver)koop van het paard genaamd [Y] met als gebruiksdoel sport (hierna: “het paard”), waarin [appellant 1] als verkoper is aangeduid en [geïntimeerde] als koper. De overeengekomen koopprijs voor het paard bedraagt € 18.500,00. In het schriftelijk koopcontract is in de artikelen 6.1 en 6.2 het volgende bepaald:
“6.1 De in artikel 1 genoemde koopprijs wordt, tenzij partijen anders overeenkomen, 5000 per bank (aanbetaling 15-12-18) voldaan en 13.500 contant voldaan (11-01-2019).
6.2
De koopsom wordt door koper uiterlijk op het moment van aflevering voldaan aan verkoper (11-01-2019). Paard is verkocht op 15-12-18.”
2.2.
Op dezelfde dag, 15 december 2018, heeft [geïntimeerde] een aanbetaling gedaan van € 5.000,00. In de koopovereenkomst is verder de volgende bepaling opgenomen:

Artikel 2 Veterinair Onderzoek
2.1.
Deze overeenkomst is gesloten onder de voorwaarde dat het paard op kosten van koper voorafgaand aan de koop een veterinaire keuring zal ondergaan teneinde eventuele bezwaren tegen goedkeuring van het paard als rijpaard tijdig te onderkennen.
2.2
Indien koper deze keuring of een deel van de keuring achterwege laat dan komen de gevolgen daarvan, in de meest ruime zin des woord, voor rekening en risico van de koper.”
2.3.
Vanaf 10 januari 2019 heeft de volgende WhatsApp-correspondentie tussen [appellant 1] en [geïntimeerde] plaatsgevonden:
“[10-01-19 16:43:32] [appellant 1] : Hallo, je hebt mij gebeld?
[10-01-19 16:43:49] [geïntimeerde] : Ja! We zitten nu bij de dierenarts
[10-01-19 16:44:10] [geïntimeerde] : Even over morgen! Heb je even tijd?
[10-01-19 16:50:51] [appellant 1] : Edigiy
[10-01-19 16:51:05] [appellant 1] : Edigit
[10-01-19 16:53:19] [appellant 1] : Die komen op locatie
[10-01-19 17:00:28] [geïntimeerde] : Ze zijn gesloten., dus kan ze nu niet bereiken
[10-01-19 17:04:30] [geïntimeerde] : Voor morgen gaat het dus niet meer lukken ben ik bang. Zijn die drie extra dagen dan echt een dealbreaker? We moeten m echt keuren om hem te kunnen verzekeren na aankoop.
[10-01-19 17:04:54] [geïntimeerde] : Als je oplossing hebt hoor ik het graag.
[10-01-19 17:07:32] [geïntimeerde] : Ik zou graag maandag met hem naar Someren rijden, met onze eigen trailer desnoods.
[10-01-19 17:09:32] [geïntimeerde] : De dierenarts vond het echt te weinig foto's om er iets over te kunnen zeggen.
[10-01-19 17:33:20] [appellant 1] : Ik zit even bij de nagelstylist.
[10-01-19 17:45:39] [geïntimeerde] : Geen probleem! Ik hoor het wel!
[10-01-19 18:35:33] [geïntimeerde] : Ook een optie voor ons zou zijn om morgenochtend dierenartsen in de buurt te bellen en te hopen dat er ergens nog een plek is. We hadden meer foto's verwacht, vandaar dat het zo op het laatste moment is. Ik zou hem het liefste ook meteen meenemen maar moet wel het advies van de dierenarts meenemen.
[10-01-19 21:05:29] [appellant 1] : Zonder tegenbericht verwacht ik jullie morgen ochtend om 10u om [Y] op te halen. Mocht het zijn dat het anders is dan heb ik dat graag schriftelijk bevestigd.
[10-01-19 21:20:46] [geïntimeerde] : We zouden wel die kant op kunnen rijden, maar nemen hem dan alleen mee als we hem nog ergens kunnen keuren morgen. Omdat de foto's onvolledig waren willen we dat toch echt doen voor we hem van je overnemen. We hadden volledige foto’s verwacht en hadden het natuurlijk ook eerder laten doen als we al terug waren! Ik vind het ook heel vervelend, maar hoop dat je hier een beetje begrip voor hebt., omdat het wel over een grote aankoop gaat.
[10-01-19 23:35:06] [geïntimeerde] : Hi, ik hoop dat je nog even reageert hoe je erover denkt. Anders heeft het voor ons ook geen zin om morgen te gaan rijden. Ik ga nu in ieder geval mijn bed in.
[11-01-19 07:57:19] [appellant 1] : Wat ons betreft gaat het gewoon door zoals in de verkoopovereenkomst staat afgesproken.
[11-01-19 07:59:29] [geïntimeerde] : Maar we mogen hem toch wel keuren? Ik begrijp dat het allemaal nu erbij komt, maar het is wel de gewoonlijke manier voor een aankoop.
[11-01-19 08:00:02] [appellant 1] : Natuurlijk mag je hem keuren. Het is jullie paard.
[11-01-19 08:05:44] [geïntimeerde] : Nee, we willen hem keuren en als hij goedgekeurd wordt is het ons paard ja, maar als hij niet goedgekeurd wordt voor de sport dan gaan we hem niet overnemen. Dat is toch het doel van een keuring?
[11-01-19 08:05:52] [geïntimeerde] : Kan ik je zo even bellen?
[11-01-19 08:06:18] [appellant 1] : Je mag me altijd bellen
[11-01-19 08:48:22] [geïntimeerde] : Bel me maar als je het hebt besproken. Als hij daar gekeurd kan worden en goedgekeurd is nemen we hem direct mee, ik hoop dat je weet dat we hem echt heel graag willen hebben en er heel erg lang plezier van willen hebben, juist daarom deze keuring.
[11-01-19 09:33:15] [geïntimeerde] : Ik heb de plek voor de keuring voor vandaag, zoals aangegeven aan de telefoon, vast gehouden aangezien de toegezegde foto's onvolledig waren om op vast stellen of het paard gezond is zoals is vastgelegd in het koopcontract. Indien we vandaag dit nog kunnen regelen waar ik voor heb gezorgd dat de mogelijkheid is bij Moergestel kan de koop ongehinderd doorgang vinden zoals nog altijd mijn bedoeling is indien hij wordt goedgekeurd.
[11-01-19 09:40:04] [appellant 1] : Beste [geïntimeerde] ,
Conform koopovereenkomst kan paard vandaag opgehaald worden. Wat je vervolgens met dat paard wilt gaan doen is aan jou. Conform koopovereenkomst wordt het paard contant afgerekend bij ophalen. Indien [Y] vandaag niet opgehaald wordt ontvangen jullie een aangetekende brief en gaan wij er vanuit dat je afziet van de koop en de 5000 euro aanbetaling als zekerheid opgeeft. Paard wordt vervolgens zondag weer te koop aangeboden.
Groeten
[appellant 1]
(…)
[11-01-19 09:50:31] [geïntimeerde] : De mogelijkheid om te keuren kan niet worden voldaan omdat je er zelf niet aan wilt meewerken, dan zal de koop dus geen doorgang kunnen vinden en daarom verwacht ik het bedrag van de aanbetaling terug op mijn rekening. Indien de betaling uitblijft zal mijn jurist contact met je opnemen.”
2.4.
[geïntimeerde] heeft het paard niet afgehaald en heeft de resterende koopsom niet betaald op de afgesproken leveringsdatum van 11 januari 2019, ook niet nadat [geïntimeerde] hiertoe nogmaals in de gelegenheid is gesteld. [geïntimeerde] heeft de koopovereenkomst buitenrechtelijk ontbonden omdat zij door [appellant 1] niet in gelegenheid zou zijn gesteld om een veterinaire keuring uit te voeren. Ook [appellant 1] heeft, van haar kant, de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden omdat [geïntimeerde] het paard niet op het afgesproken tijdstip heeft afgehaald en de resterende koopsom niet heeft betaald.
2.5.
[geïntimeerde] heeft bij de rechtbank in conventie primair gevorderd [appellant 1] te veroordelen tot terugbetaling van de aanbetaling van € 5.000,00, vermeerderd met kosten, subsidiair ontbinding van de overeenkomst en betaling van het bedrag van € 5.000,00 en meer subsidiair (geheel of gedeeltelijke) vernietiging van de koopovereenkomst en betaling van € 5.000,00. [appellant 1] heeft in reconventie primair gevorderd voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade ad € 42,50 per dag vanaf 11 januari 2019 tot de dag dat het paard verkocht is aan een derde en de kosten van de veearts, tandarts, vaccinaties, ontwormen en de hoefsmid (iedere zes weken € 120,00), te vermeerderen met rente. Daarnaast heeft [appellant 1] gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de eventuele minderprijs die het paard op zal brengen bij verkoop aan een derde. De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis van 28 november 2019 de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en de vorderingen van [appellant 1] afgewezen en [appellant 1 c.s.] hoofdelijk veroordeeld in de kosten van zowel de conventie als de reconventie. [appellant 1 c.s.] is in hoger beroep gekomen onder aanvoering van twee grieven. De grieven strekken tot vernietiging van het vonnis, afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] en alsnog toewijzing van de vorderingen van [appellant 1] .
Uitleg van artikel 2.1 van de koopovereenkomst
2.6.
Met grief 1 stelt [appellant 1] dat de kantonrechter artikel 2.1 van de koopovereenkomst onjuist heeft uitgelegd en dat de kantonrechter had moeten oordelen dat [geïntimeerde] de koopovereenkomst niet had kunnen ontbinden. [appellant 1] stelt dat een veterinaire keuring voor het sluiten van de koopovereenkomst had moeten plaatsvinden en dat [geïntimeerde] heeft afgezien van een keuring door ondertekening van de koopovereenkomst. [geïntimeerde] stelt dat uit artikel 2.1 van de koopovereenkomst volgt dat zij na het sluiten van de koopovereenkomst het paard veterinair mocht keuren en indien daaruit zou blijken dat het paard niet geschikt zou zijn als sportpaard, zij de overeenkomst kon ontbinden. Partijen verschillen aldus van mening over de vraag hoe artikel 2.1 van de koopovereenkomst nu precies moet worden uitgelegd. Daarin is bepaald:
“2.1. Deze overeenkomst is gesloten onder de voorwaarde dat het paard op kosten van koper voorafgaand aan de koop een veterinaire keuring zal ondergaan teneinde eventuele bezwaren tegen goedkeuring van het paard als rijpaard tijdig te onderkennen”
2.7.
Het staat vast dat de koopovereenkomst is gesloten tussen twee particulieren en dat partijen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst over dit beding, dat is opgenomen in een door [appellant 1] gehanteerd schriftelijk koopcontract, niet met elkaar hebben gesproken. Uitleg van een dergelijk beding dient plaats te vinden aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf (artikelen 3:33-3-35 BW). [1] De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Hierbij kan tevens van belang zijn hoe partijen zich na het sluiten van die overeenkomst hebben gedragen.
2.8.
Uit de bewoordingen van het beding leidt het hof af dat bedoeld is de op 15 december 2018 gesloten koopovereenkomst te sluiten onder de ontbindende voorwaarde van een veterinaire keuring van het paard waarvan het resultaat eraan in de weg staat dat het paard als rijpaard wordt goedgekeurd. Dat is een ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 6:22 BW en dit is op zichzelf ook tussen partijen niet in geschil. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de woorden “voorafgaand aan de koop” moet worden gelezen als “voorafgaand aan de levering”, en dat partijen dat redelijkerwijs ook zo hebben moeten begrijpen. Immers, indien de veterinaire keuring voorafgaand aan de koop zou hebben moeten plaatsvinden zou opname van dit beding in de koopovereenkomst zinledig zijn geweest. Taalkundig sluit deze uitleg ook beter aan bij de omstandigheid dat het paard “een veterinaire keuring zal ondergaan” voorafgaand aan de levering, die conform artikel 6.2 diende plaats te vinden op 11 januari 2019, dan voorafgaand aan de koop op 15 december 2018. Ten slotte sluit deze uitleg ook aan bij artikel 2.2, dat er immers van uitgaat dat op het moment van ondertekening van het koopcontract de veterinaire keuring nog moet plaatsvinden. Grief I faalt, zodat wordt toegekomen aan de voorwaardelijk ingestelde grief II.
Heeft [appellant 1] belet dat de veterinaire keuring kon plaatsvinden?
2.9.
De veterinaire keuring heeft echter niet plaatsgevonden, als gevolg waarvan er geen keuringsresultaten van het paard zijn en [geïntimeerde] geen beroep op de ontbindende voorwaarde heeft kunnen doen. [geïntimeerde] stelt dat zij door [appellant 1] niet in de gelegenheid is gesteld om een veterinaire keuring in de zin van artikel 2.1 van de koopovereenkomst uit te kunnen voeren en doet een beroep op artikel 6:23 BW. Op grond van die bepaling geldt een voorwaarde als vervuld indien de partij die bij de niet-vervulling belang had, de vervulling heeft belet en redelijkheid en billijkheid dit verlangen. Ervan uitgaande dat [appellant 1] als verkopende partij bij de niet-vervulling van de ontbindende voorwaarde belang had ligt daarmee de vraag voor of [appellant 1] heeft belet dat de veterinaire keuring kon plaatsvinden.
2.10.
Het hof oordeelt daarover als volgt, waarbij het de volgende omstandigheden van belang acht. De koopovereenkomst is gesloten op 15 december 2018 en de overeengekomen datum van aflevering van het paard (artikel 6.2) en betaling van het restant van de koopsom was 11 januari 2019 om 10.00 uur (Whatsapp-correspondentie om [07-01-19 16:36:58] en [07-01-19 17:23:41]). In de periode van 15 december 2018 tot 10 januari 2019 heeft [geïntimeerde] niet aangegeven dat zij het paard veterinair wil keuren. Pas vanaf de namiddag van 10 januari 2019 heeft er telefonisch contact en de onder 2.3 weergegeven WhatsApp-correspondentie plaatsgevonden, waaruit blijkt dat [geïntimeerde] heeft aangedrongen op het laten uitvoeren van een keuring. Zij zit dan op zeker moment bij een dierenarts ([10-01-19 16:43:49] [geïntimeerde] : Ja! We zitten nu bij de dierenarts), maar die kan de keuring zonder paard dan niet volledig en op basis van de beschikbare, drie jaar oude foto’s doen. [appellant 1] suggereert dan voor 11 januari 2019 (de dag van de aflevering) een derde dierenarts, die ‘op locatie’ komt ([10-01-19 16:51:05] [appellant 1] : Edigit [10-01-19 16:53:19] [appellant 1] : Die komen op locatie), maar uit de mededeling van [geïntimeerde] blijken die dan al gesloten ([10-01-19 17:00:28] [geïntimeerde] : Ze zijn gesloten., dus kan ze nu niet bereiken). De volgende dag, 11 januari 2019, vindt wederom Whatsapp-correspondentie tussen partijen plaats, en daaruit blijkt dat [geïntimeerde] het paard wil ophalen om gekeurd te worden en dat [appellant 1] de keuring voorafgaand aan de contractueel overeengekomen aflevering en betaling van het restant van de koopsom wil doen plaatsvinden op locatie.
2.11.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat de reden waarom zij zo laat om een veterinaire keuring heeft gevraagd, gelegen was in de omstandigheid dat [appellant 1] zou hebben aangegeven dat het paard in het verleden was goedgekeurd maar dat dit onjuist was en dat de röntgenologische foto’s door [appellant 1] te laat zijn opgestuurd en onvolledig waren. Het standpunt van [geïntimeerde] wordt niet ondersteund door de door partijen gevoerde WhatsApp-correspondentie. [appellant 1] heeft op 15 december 2019, voorafgaande aan het sluiten van de koopovereenkomst, namelijk aangegeven:
“Ik heb hem met 3 jr op de foto laten zetten voor mijzelf om te weten of er gekke dingen waren. Was helemaal prima. Dierenarts heeft me een cd met de fotos gegeven. Maar was volgens mij zonder een rapport erbij. Zal morgen eens kijken.”
2.12.
Daarop heeft [geïntimeerde] geschreven:
“(…) Ah oké, kijk maar of je nog een rapport kan vinden idd! Vertrouw het ook eigenlijk wel omdat hij altijd al van jullie geweest is. Maar super, bellen we morgen!”
2.13.
Hieruit blijkt dat [appellant 1] niet heeft aangeven dat er een keuringsrapport aanwezig zou zijn en ook dat [geïntimeerde] er [appellant 1] niet op heeft aangesproken dat zij eerder anders zou hebben verklaard, hetgeen [geïntimeerde] in deze procedure stelt. Ook blijkt hieruit dat [geïntimeerde] heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een keuringsrapport. [geïntimeerde] heeft niet met overtuigende argumenten betoogd waarom zij op het allerlaatste moment tóch een veterinaire keuring wenste zodat ook niet valt in te zien waarom [geïntimeerde] niet eerder, direct of kort na de gesloten koopovereenkomst op 15 december 2018, op een veterinaire keuring had kunnen aansturen.
2.14.
Nu de koopovereenkomst is gesloten op 15 december 2018 en [geïntimeerde] zonder goede redenen pas in de namiddag van 10 januari 2019, daags voor de overeengekomen datum van aflevering en betaling, heeft aangegeven het paard te willen ophalen om te worden gekeurd bij een externe dierenarts, kan niet worden gezegd dat [appellant 1] , door op de dag van de aflevering een keuring op locatie te verlangen, zich zodanig onredelijk heeft opgesteld dat zij heeft belet dat er een veterinaire keuring kon plaatsvinden. De oorzaak van de omstandigheid dat [geïntimeerde] geen keuring meer kon uitvoeren nadat zij hierom heeft verzocht ligt immers in het feit dat [geïntimeerde] hierom op het allerlaatste moment, daags voor de aflevering, heeft aangestuurd, zij geeft immers zelf op 11 januari 2019 om 7.59 uur aan: ”Ik begrijp dat het allemaal nu erbij komt, maar het is wel de gewoonlijke manier voor een aankoop.”
2.15.
Het beroep van [geïntimeerde] op artikel 6:23 lid 1 faalt dus. Dat betekent dat niet kan worden gezegd dat de ontbindende voorwaarde als vervuld kan gelden. Grief 2 slaagt.
Overige grondslagen van [geïntimeerde]
2.16.
Nu grief 2 van [appellant 1] slaagt, dient het hof te oordelen over de andere gronden die [geïntimeerde] bij de rechtbank aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd voor zover zij deze niet ondubbelzinnig heeft prijsgegeven.
2.17.
[geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld, ook in hoger beroep, dat het paard non-conform is omdat het paard niet geschikt zou zijn als sportpaard. [geïntimeerde] heeft echter niet concreet onderbouwd gesteld wat er schort aan het paard en in het bijzonder waarom het paard niet geschikt zou zijn voor het doel waarvoor zij het had gekocht, namelijk als sportpaard. [geïntimeerde] heeft in dat verband alleen gewezen op de notitie van dierenarts [dierenarts] (producties 4 bij dagvaarding) maar hierin staat slechts dat er “opmerkingen” zijn op de foto’s’ en dat nader onderzoek nodig is zonder dat concreet wordt uitgelegd wat die opmerkingen dan inhouden en in welke zin die opmerkingen eraan in de weg staan dat het paard als sportpaard kan worden gebruikt. Op basis hiervan kan dus niet geconcludeerd worden dat het paard niet als sportpaard geschikt zou zijn en in zoverre non-conform (artikel 7:17 BW) zou zijn omdat het niet beantwoordt aan de overeenkomst.
2.18.
Aan de andere gronden, schuldeisersverzuim, ontbinding van de koopovereenkomst, ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling en dwaling, heeft [geïntimeerde] geen andere feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd zodat deze gronden niet kunnen leiden tot toewijzing van de vordering van [geïntimeerde] .
2.19.
De conclusie is dan ook dat de koopovereenkomst niet door [geïntimeerde] kon worden ontbonden of vernietigd zodat de vorderingen van [geïntimeerde] moeten worden afgewezen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en het hof zal, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijzen.
Vorderingen van [appellant 1]
2.20.
Het slagen van grief II brengt mee dat het hof alsnog de vorderingen van [appellant 1] heeft te beoordelen.
2.21.
[appellant 1] heeft als eerste een verklaring voor recht gevorderd dat zij de koopovereenkomst buitengerechtelijk bij brief van 13 februari 2019 (productie 8 bij dagvaarding) mocht ontbinden omdat [geïntimeerde] toerekenbaar te kort is geschoten door het paard niet op de afgesproken tijd op te halen en de resterende koopprijs te betalen. [geïntimeerde] heeft geen andere redenen genoemd waarom zij niet aan deze op haar rustende contractuele verplichting heeft voldaan, anders dan hiervoor genoemd. Nu vaststaat dat partijen hebben afgesproken dat de aflevering van het paard diende plaats te vinden en [geïntimeerde] de resterende koopprijs zou betalen op 11 januari 2019 en dat [geïntimeerde] hier niet aan heeft voldaan, is [geïntimeerde] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen mee te werken aan de aflevering van het paard en betaling van het restant van de koopprijs. Aangenomen moet worden dat de in de artikelen 6.1 en 6.2 genoemde datum van 11 januari 2019, waarop het paard diende te worden afgeleverd en de koopprijs diende te worden betaald, als fatale termijn in de zin van artikel 6:83, aanhef en onder a BW is bedoeld, zodat [geïntimeerde] op 11 januari 2019 in verzuim is komen te verkeren. [appellant 1] was daardoor gerechtigd om bij brief van 13 februari 2019 de koopovereenkomst op grond van artikel 6:265 BW buitengerechtelijk te ontbinden. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom toegewezen.
2.22.
Daarnaast heeft [appellant 1] gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade ad € 42,50 per dag vanaf 11 januari 2019 tot de dag dat het paard verkocht is aan een derde en de kosten van de veearts, tandarts, vaccinaties, ontwormen en de hoefsmid (iedere zes weken € 120,00), te vermeerderen met rente. Voorop wordt gesteld dat, nu [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis, [geïntimeerde] verplicht is de schade te vergoeden die [appellant 1] hierdoor heeft geleden (artikel 6:74 BW). Met deze schadevergoeding dient [appellant 1] in die situatie te worden gebracht waarin zij zonder de tekortkoming van [geïntimeerde] zou hebben verkeerd. Indien [geïntimeerde] het paard op het afgesproken tijdstip had opgehaald, had [appellant 1] de kosten voor het onderhoud van het paard niet gehad zodat deze kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen.
2.23.
[geïntimeerde] voert als eerste het verweer dat [appellant 1] niet aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan door het paard niet eerder te verkopen, maar zij heeft dit verweer niet verder toegelicht en heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat het paard eerder verkocht had kunnen worden. Dit verweer faalt daarom als onvoldoende concreet onderbouwd. Daarnaast heeft [geïntimeerde] de hoogte van de schade van [appellant 1] betwist en stelt zij in dit verband, met verwijzing naar een internetpagina, dat de kosten voor het houden van een paard gemiddeld ongeveer € 440,00 per maand bedraagt. [appellant 1] heeft hier niet op gereageerd en heeft slechts vier facturen van een hoefsmid, een factuur van haarzelf voor stallingskosten en een factuur van haarzelf voor dressuurlessen overgelegd. Met deze stukken kan de door [appellant 1] gevorderde schade echter niet naar behoren worden onderbouwd. Het hof zal daarom de schade van [appellant 1] schattenderwijs begroten op grond van artikel 6:97 BW. De schade zal worden begroot op een bedrag van € 440,00 per maand, zijnde het door [geïntimeerde] genoemde gemiddelde bedrag aan kosten per maand, nu door [appellant 1 c.s.] verder geen andere, meer objectieve, aanknopingspunten worden verschaft aan de hand waarvan kan worden opgemaakt dat het door [geïntimeerde] genoemde gemiddelde bedrag van € 440,00 per maand onjuist is. [appellant 1] heeft niet gesteld wanneer het paard aan de derde is geleverd zodat het hof ervan uitgaat dat het paard aan de derde is geleverd op 1 september 2019, te weten de dag waarop de koopovereenkomst met de derde is ondertekend. De schade van [appellant 1] voor het onderhoud van het paard komt op een totaalbedrag van € 3.300,00 (7,5 maand x € 440,00). De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2019 zal als onbetwist worden toegewezen.
2.24.
Verder heeft [appellant 1] gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de eventuele minderprijs die het paard zal opbrengen bij verkoop aan een derde. Ook deze schade komt voor vergoeding in aanmerking nu [appellant 1] de volledige koopprijs van € 18.500,00 zou hebben ontvangen indien [geïntimeerde] niet toerekenbaar zou zijn tekort geschoten. [appellant 1] heeft een koopovereenkomst (productie 8 bij memorie van grieven) met een derde overgelegd waaruit blijkt dat het paard is verkocht voor een bedrag van € 12.500,00. [geïntimeerde] heeft hierop niet gereageerd en ook geen ander verweer gevoerd zodat het hof ervan uitgaat dat dit juist is. De vordering tot betaling van € 6.000,00 (€ 18.500,00 - € 12.500,00) zal dan ook worden toegewezen.

3.De slotsom

3.1.
Grief 2 slaagt, zodat het bestreden vonnis zal worden vernietigd. De vorderingen van [geïntimeerde] zullen alsnog worden afgewezen. De vordering van [appellant 1] tot verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden op grond van het toerekenbaar tekort schieten in de nakoming van de koopovereenkomst door [geïntimeerde] zal worden toegewezen. Daarnaast zal [geïntimeerde] worden veroordeeld tot betaling van een schadebedrag van € 9.300,00 (€ 3.300,00 + € 6.000,00), te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 3.300,00 vanaf 11 januari 2019 tot de dag der algehele voldoening. Het meer of anders door [appellant 1] gevorderde zal worden afgewezen. Hierbij wordt opgemerkt dat nu [appellant 1] de koopovereenkomst buitengerechtelijk mocht ontbinden, op grond van artikel 6:271 BW op partijen een verbintenis ontstaat tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties. Voor [appellant 1 c.s.] betekent dit dat op haar een ongedaanmakingverplichting rust om de aanbetaling van € 5.000,00 aan [geïntimeerde] terug te betalen. [geïntimeerde] kan op grond van artikel 6:127 BW haar schuld aan [appellant 1 c.s.] tot het beloop van haar vordering van € 5.000,00 desgewenst verrekenen.
3.2.
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellant 1] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 231,00
- salaris advocaat
€ 600,00
Totaal € 831,00
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant 1] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 102,96
- griffierecht € 332,00
- salaris advocaat
€ 787,00 (1 punt x tarief I á € 787,00)
Totaal € 1.221,96
3.3.
Als niet weersproken zal ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten worden toegewezen zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven, van
28 november 2019,
4.2.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden bij brief van 13 februari 2019 door [appellant 1] op grond van het toerekenbaar tekort schieten in de nakoming van de koopovereenkomst door [geïntimeerde] ,
4.3.
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van € 9.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 3.300,00 vanaf 11 januari 2019 tot de dag der algehele voldoening,
4.4.
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellant 1] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 831,00 en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 1.221,96 te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
4.5.
veroordeelt [geïntimeerde] in de nakosten, begroot op € 163,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,00 in geval niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening,
4.6.
verklaart de veroordelingen onder 4.3, 4.4 en 4.5 uitvoerbaar bij voorraad,
4.5
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en J.N. de Blécourt en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158