Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,2. [geïntimeerde 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-\rolnummer 7726021 \ CV EXPL 19-4302)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de door [appellant] genomen memorie van grieven met producties 1, 2 en 3;
- de door [geïntimeerden] genomen memorie van antwoord met productie 1;
- de door [appellant] genomen akte met productie 4;
- de door [geïntimeerden] genomen antwoordakte.
3.De beoordeling
- [geïntimeerden] zijn eigenaars van de woning aan het adres [adres 1] te [plaats] .
- [appellant] was tot 19 september 2018 eigenaar van de aangrenzende woning aan het adres [adres 2] te [plaats] . Op die datum heeft hij de woning op grond van een verkoopovereenkomst overgedragen aan een derde.
- Medio 2017 is in de woning van [appellant] een hennepkwekerij aangetroffen. Deze hennepkwekerij is toen ontmanteld. Door de aanleg, gebruik en ontmanteling van de hennepkwekerij is schade toegebracht aan de woning, met name aan de slaapkamers op de eerste verdieping van de woning.
- Op 31 januari 2018 is brand ontstaan in de keuken van de woning van [geïntimeerden] . In het proces-verbaal van de bij de kantonrechter gehouden comparitie van partijen staat daarover als ter zitting afgelegde verklaring van [geïntimeerde 2] onder meer het volgende:
- Als gevolg van de brand in de keuken van de woning van [geïntimeerden] is ook schade ontstaan aan de woning van [appellant] , onder meer door het overslaan van de brand, rookontwikkeling en bluswater. Deze schade is met name ontstaan op de begane grond van de woning, hoofdzakelijk aan de aanbouw en de zich daarin bevindende keuken.
- Ten tijde van het ontstaan van de brand verbleef [appellant] niet in zijn woning. De brandweer heeft zich bij het bestrijden van de brand op een gegeven moment toegang moeten verschaffen tot de woning van [appellant] . De brandweer heeft daartoe de voordeur geforceerd.
- [appellant] had ten tijde van de brand geen opstalverzekering voor zijn woning. [appellant] heeft [geïntimeerden] aansprakelijk gesteld voor de schade die door de brand is ontstaan aan zijn woning.
- [appellant] heeft een door [engeneering] Engeneering gemaakte kostenopstelling van 25 juni 2018 overgelegd. Volgens deze gespecificeerde kostenopstelling bedragen de kosten voor herstel van de door de brand veroorzaakte schade € 16.236,51 inclusief btw.
- De aansprakelijkheidsverzekeraar van [geïntimeerden] , Reaal Schadeverzekeringen (hierna: Reaal), heeft CED Forensic, een bureau dat gespecialiseerd is in schadeonderzoek, ingeschakeld. De heer [medewerker van CED Forensic] van CED Forensic heeft op 1 augustus 2018 een gesprek gehad met [geïntimeerde 1] . In het verslag van dit gesprek staat onder meer het volgende:
- Bij brief van 19 oktober 2018 heeft de advocaat van [appellant] [geïntimeerden] gesommeerd om uiterlijk op 5 november 2018 een bedrag van € 16.236,15 (hof: bedoeld is kennelijk € 16.236,51) te voldoen in verband met de door hem geleden schade als gevolg van de in de woning van [geïntimeerden] ontstane brand.
- Bij brief van 12 november 2018 heeft Reaal namens [geïntimeerde 1] aansprakelijkheid van de hand gewezen. In de brief staat onder meer het volgende:
- Toen [appellant] zijn woning verkocht en op 19 september 2018 overdroeg aan een derde, had hij de door de brand ontstane schade nog niet laten herstellen.
- [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en Reaal hebben aan [appellant] geen schadevergoeding betaald.
- een hoofdsom van € 16.236,51, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 februari 2018;
- € 1.134,21 ter zake buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 5 november 2018;
- [geïntimeerde 1] was ten tijde van het ontstaan van de brand niet thuis en aan hem kan ter zake het ontstaan van de brand geen verwijt worden gemaakt. De vorderingen moeten daarom worden afgewezen voor zover gericht tegen [geïntimeerde 1] (rov. 4.1).
- Er is niet komen vast te staan dat [geïntimeerde 2] de pan die zij op het vuur had gezet, onbeheerd heeft achtergelaten. Dat [geïntimeerde 2] een pan op het vuur heeft gezet en dat vervolgens de vlam in de pan is geslagen, is onvoldoende om aansprakelijkheid van [geïntimeerde 2] aan te nemen (rov. 4.4).
- het alsnog toewijzen van zijn vorderingen;
- veroordeling van [geïntimeerden] om aan [appellant] de proceskosten terug te betalen die hij op grond van het beroepen vonnis aan [geïntimeerden] heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de betaling tot de dag van de terugbetaling;
- dat [geïntimeerde 1] op de ochtend van 31 januari 2018 om 08:30 uur op zijn werk heeft ingeklokt;
- dat hij die dag niet heeft uitgeklokt;
- dat zijn werkgever vervolgens de uitkloktijd handmatig heeft gesteld op 17:00 uur (5:00 uur PM).
- dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde 2] de pan die zij op het vuur had gezet, onbeheerd heeft achtergelaten;
- dat het enkele feit dat [geïntimeerde 2] een pan op het vuur heeft gezet en vervolgens de vlam in de pan is geslagen, onvoldoende is om aansprakelijkheid van [geïntimeerde 2] aan te nemen.
4.De uitspraak
- veroordeelt [geïntimeerde 2] om aan [appellant] € 10.000,-- te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2018;
- veroordeelt [geïntimeerde 2] in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter aan de zijde van [appellant] , en begroot die kosten tot op heden op € 107,11 aan dagvaardingskosten, op € 486,-- aan griffierecht en op € 720,-- aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter aan de zijde van [geïntimeerde 1] , en begroot die kosten tot op heden op nihil;
- wijst het in eerste aanleg meer of anders gevorderde af;