ECLI:NL:HR:2008:BD1842
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor schade als gevolg van verkeersongeval en verjaringstermijnen
In deze zaak gaat het om een verkeersongeval waarbij [verweerder] in 1977 ernstig letsel opliep als motorrijder. [Eiseres 1] is de werkgever van de bestuurder van de auto die verantwoordelijk was voor het ongeval, terwijl Zürich de WAM-verzekeraar van [eiseres 1] is. Na het ongeval heeft Zürich aan [verweerder] voorschotten betaald in afwachting van de vaststelling van de schadevergoeding. In 1998 heeft [verweerder] [eiseres 1] en Zürich gedagvaard voor de rechtbank te Zwolle, waarbij hij vergoeding van de door hem geleden schade vorderde. De rechtbank heeft [eiseres 1] en Zürich bij eindvonnis van 22 maart 2000 hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 232.082,50, vermeerderd met wettelijke rente.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft in zijn eindarrest van 26 september 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigd, behoudens de toewijzing van de vorderingen tot het bedrag van ƒ 232.082,50, en heeft [eiseres 1] en Zürich hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een aanvullend bedrag van € 310.557,79 en € 314.363,02, beide vermeerderd met wettelijke rente. [Eiseres 1] en Zürich hebben cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de uitleg van de gedingstukken voorbehouden is aan het hof en dat het hof bij de begroting van de schade een grote mate van vrijheid toekomt. De Hoge Raad bevestigt dat de stuiting van de verjaring jegens de verzekeraar ook geldt voor de vordering van de benadeelde jegens de verzekerde, en dat de brief van 2 maart 1989 kan worden beschouwd als een deugdelijke aanmaning in de zin van het oude BW. De kosten van het geding in cassatie worden aan [verweerder] toegewezen.