In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van kosten die belanghebbende heeft gemaakt in verband met de uitgave van een boek in eigen beheer. Belanghebbende, die sinds 1993 een ziektewet/WAO-uitkering ontvangt, heeft van 2007 tot 2013 een onderneming gevoerd en is in 2014 gestart met het uitgeven van een boek. In de jaren 2013 tot en met 2015 heeft hij negatieve resultaten behaald, en in 2016 was er ook een geringe omzet. De inspecteur van de belastingdienst heeft het verlies uit onderneming voor het jaar 2015 niet geaccepteerd, omdat de activiteiten volgens hem geen bron van inkomen vormden. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank. In hoger beroep heeft het hof de zaak behandeld en geconcludeerd dat de activiteiten van belanghebbende in 2015 geen redelijke verwachting van voordeel boden, waardoor het verlies niet aftrekbaar is. Het hof oordeelt dat de inspecteur niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, aangezien ook grote uitgeverijen aan het criterium van 'redelijkerwijs voordeel te verwachten' moeten voldoen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.