Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
,curator.
- de ter zitting in hoger beroep door mr. Harten overgelegde spreekaantekeningen;
- het ter zitting in hoger beroep door mr. School overgelegde salarisformulier en
- de ter zitting in hoger beroep door [appellant] overgelegde zienswijze.
3.De beoordeling
“Voor de goede orde benadruk ik dat alle afspraken die tussen de heer [appellant] en mijzelf zijn gemaakt en die zijn vastgelegd in het echtscheidingsconvenant, onverkort gelden.”Dit betekent volgens [verweerder] q.q. dat de vordering, nu geen termijn voor aflossing is bepaald, per direct opeisbaar is. Maar in ieder geval zijn de renteverplichtingen wél opeisbaar, als inderdaad is afgesproken dat de eerste aflossing pas op 1 november 2023 plaats hoeft te vinden.
NJ1983, 568. In ieder geval moet één schuld opeisbaar zijn. Daaraan is naar het oordeel van het hof voldaan, omdat van de schuld van de aanvrager [verweerder] q.q. van het faillissement vast staat dat die opeisbaar is en onbetaald is gelaten. Bovendien is het hof niet gebleken dat de renteverplichtingen, voortvloeiende uit de geldleningsovereenkomst met de ex-partner, niet opeisbaar zijn. Dat deze twee schuldeisers volgens [appellant] zouden worden benadeeld door het uitspreken van het faillissement, is niet relevant en vindt het hof ook niet overtuigend omdat [appellant] op dit moment geen enkele schuld aflost. Een reëel uitzicht op enige aflossing ontbreekt nu [appellant] al acht jaar geen inkomsten vergaart. De vorderingen van de ex-partner en Interbank zijn ook door de curator geplaatst op de lijst van voorwaardelijk erkende vorderingen. Dat de voormalige advocaat van [appellant] geen schuldeiser is van [appellant] maar uitsluitend van [holding] Holding, kan het hof op basis van wat mr. Harten en de curator ter zitting in hoger beroep hebben verklaard overigens niet met zekerheid vaststellen. Een bevestigende verklaring van deze advocaat in het procesdossier daarover ontbreekt.