2.1Op grond van de arresten van het hof Arnhem-Leeuwarden en de Hoge Raad en overigens als gesteld en niet of onvoldoende betwist, gelden hier in ieder geval de navolgende feiten als vaststaand.
a. [appellante] is een adviesbureau dat zich bezighoudt met werkzaamheden op het gebied van accountancy en fiscale advisering. [directeur appellante] is directeur en enig aandeelhouder. De feitelijke werkzaamheden worden verricht door de als ZZP-er in opdracht werkzame [ZZP-er] (hierna: [ZZP-er] ) die het gezicht naar buiten toe was.
[geintimeerde] is op 24 maart 2011 opgericht door [mede-oprichter stichting] (hierna: [mede-oprichter stichting] ) en [ZZP-er] . [geintimeerde] stelt zich ten doel het beleven, onderhouden en bevorderen van de cultuur, de religie en de traditie van Hindoes. Zij tracht dit doel onder meer te bereiken door het realiseren en in stand houden van een Hindoestaanse tempel (hierna: de mandir).
Het bestuur van [geintimeerde] werd aanvankelijk gevormd door voorzitter [mede-oprichter stichting] , penningmeester [ZZP-er] en secretaris [secretaris] . Sinds de oprichting is [voorzitter Raad van Toezicht] (hierna: [commissaris geintimeerde] ) als commissaris aan [geintimeerde] verbonden.
Na onenigheid met [commissaris geintimeerde] is [mede-oprichter stichting] afgetreden als voorzitter en (in maart 2014) is [ZZP-er] afgetreden als penningmeester. [voormalig bestuursvoorzitter] werd met ingang van 3 juni 2014 voorzitter van het bestuur.
In 2011 vermeldde de website van [geintimeerde] de volgende mededelingen:
“koopovereenkomst getekend
Op 4 juni 2010 heeft [geintimeerde] met trots de koopovereenkomst getekend van de grond waarop de mandir gebouwd zal worden.”en
“notariële levering van de grond waar de Mandir op gebouwd zal worden
Op 9 december 2011 is de grond notarieel overgedragen. De bouwhekken zijn onlangs geplaatst waarna op zeer korte termijn gestart zal worden met het graven van de bouwput.”
In 2011 vermeldde een flyer van [geintimeerde] :
“ Stichting [aanvankelijke naam] is in 2011 opgericht en heeft als primair doel het behartigen en bevorderen van religieuze, culturele belangen en van het welzijn van de belijders van het hindoeïsme in [plaats] en omgeving. Daarnaast heeft [geintimeerde] mede als doel het doen realiseren van een traditioneel Mandir gebouw in [plaats] . Met dit laatste doel heeft [geintimeerde] reeds een aanvang gemaakt door grond te kopen aan de [nieuwbouw] te [locatie] om daar de Mandir te doen bouwen. (…)”
Op 3 november 2011 heeft [geintimeerde] het voor de bouw van de mandir gereserveerde perceel van de gemeente [gemeente] gekocht. De grond is op 9 december 2011 geleverd aan [commissaris geintimeerde] in privé.
[appellante] heeft (voor een totaalbedrag van € 26.365,--) de volgende bedragen –onder vermelding van de hieronder weergegeven omschrijvingen– overgemaakt naar de bankrekening van [geintimeerde] :
“5 juni 2012 € 1.000,00 Donatie twee stuks heipalen t.b.v. bouw mandir 036
3 juli 2012 € 765,00 Donatie benefietavond tbv bouw [Mandir] Mandir
30 nov 2012 € 3.500 Gift t.b.v. bouw Mandir
28 jan 2013 € 1.000,00 donatie
4 maart 2013 € 100,00 Donatie 2013
17 april 2013 € 18.000,00 Donatie cf afspraak
3 mei 2013 € 2.000,00 Donatie”
Bij e-mailbericht van 17 maart 2014 schreef [ZZP-er] vanaf het e-mailaccount
[e-mailaccount]namens [appellante] aan de secretaris van [geintimeerde] :
“Graag voor mijn bedrijf de volgende facturen opmaken
Reclame kosten 2012 € 3.500,-
Reclame kosten 2013 € 20.000,-
Bedragen zijn al reeds voldaan door mijn bedrijf.
Met vriendelijke groet,
[ZZP-er]
Managing Partner”
i. Bij e-mailbericht van 23 mei 2014 heeft [ZZP-er] als:
“
[ZZP-er]
Managing Partner
[appellante] ”
geschreven:
“ [appellante] wordt [nieuwe naam appellante]
Per 1 juni 2014 gaan wij verder onder de naam [nieuwe naam appellante] ”
Op 24 oktober 2014 heeft [appellante] met (door de voorzieningenrechter op 23 oktober 2014 verleend verlof) voor een bedrag van € 30.319,75 ten laste van [geintimeerde] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de ING Bank N.V.
Bij notariële akte van 30 maart 2017 heeft [commissaris geintimeerde] als eigenaar van de mandir ten behoeve van [geintimeerde] een recht van erfpacht en een recht van opstal gevestigd.
Op 14 februari 2018 is [stichting 2] opgericht (hierna: [stichting 2] ). [voormalig bestuursvoorzitter] is een van de bestuurders.
Op 19 januari 2019 is voor een vordering van meer dan €1.000.000,-- ten behoeve van [commissaris geintimeerde] een recht van eerste hypotheek op de mandir gevestigd.
Op 8 mei 2019 heeft de rechtbank Midden Nederland, zittingsplaats Lelystad, vonnis (nr. NL18.7629) gewezen op een door [appellante] als eiseres tegen [geintimeerde] , [commissaris geintimeerde] en [voormalig bestuursvoorzitter] als gedaagden ingestelde vordering. Bij dat vonnis heeft de rechtbank, samengevat, onder compensatie van proceskosten het door [geintimeerde] aan [commissaris geintimeerde] verleende hypotheekrecht vernietigd.
Inzet geding eerste aanleg, hoger beroep en cassatie
2.2.1In dit (sinds de inleidende dagvaarding van 7 november 2014 aanhangige) geding heeft [appellante] , samengevat, in eerste aanleg in conventie gevorderd om [geintimeerde] (op grond van wegens dwaling vernietigde schenkingsovereenkomsten) te veroordelen tot betaling van € 27.403,65 (aan schenkingen en buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met rente, proces- en nakosten en beslagkosten.
2.2.2In reconventie heeft [geintimeerde] na wijziging van eis gevorderd [appellante] (op grond van onterechte beslaglegging) te veroordelen tot betaling van
€ 23.164,-- plus p.m. (aan schade) alsmede tot betaling van de proces- en nakosten met rente.
2.2.3In het beroepen vonnis heeft de rechtbank de beide vorderingen afgewezen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten van de conventie en [geintimeerde] in die van de reconventie.
2.3.1In principaal beroep heeft [appellante] twee principale grieven geformuleerd en geconcludeerd, samengevat, dat het hof onder vernietiging van het beroepen vonnis (alsnog) haar vordering in conventie zal toewijzen en zal afwijzen de vordering in reconventie van [geintimeerde] , met veroordeling van [geintimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
2.3.2In incidenteel beroep heeft [geintimeerde] twee incidentele grieven geformuleerd en na eiswijziging geconcludeerd dat het hof onder vernietiging van het beroepen vonnis in reconventie, [appellante] :
- (op grond van onrechtmatige facebookuitlatingen van [ZZP-er] in 2014) zal veroordelen tot betaling van € 13.200,-- met wettelijke rente,
- (wegens onterechte beslaglegging) zal verklaren voor recht dat [appellante] aansprakelijk is voor de schade die [geintimeerde] door het conservatoir derdenbeslag heeft geleden schade en bestaat uit de rente die [geintimeerde] aan [naam 1] over de geleende € 80.000,-- verschuldigd is met een maximum van € 16.653,18,
- te vermeerderen met de proces- en nakosten.
2.3.3Bij arrest van 16 januari 2018 heeft hof Arnhem-Leeuwarden, samengevat, in principaal en incidenteel beroep
- het beroepen vonnis in reconventie bekrachtigd;
- onder vernietiging van het beroepen vonnis in conventie, [geintimeerde] veroordeeld tot betaling van € 27.403,65, vermeerderd met wettelijke rente over € 26.365,-- vanaf 17 november 2014 en tot betaling van de proceskosten in conventie en in principaal en incidenteel beroep en in de nakosten.
Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft daartoe overwogen en beslist, samengevat:
- dat ten aanzien van elk van de tussen 5 juni 2012 en 3 mei 2013 door [appellante] aan [geintimeerde] voor totaal € 26.365,-- overgeboekte bedragen sprake is geweest van schenking zodat principale grief 1 van [appellante] (waarmee werd opgekomen tegen het andersluidende rechtbankoordeel) slaagt (rov. 4.7 t/m 4.9);
- dat vast staat dat [geintimeerde] in 2011 op haar website en in een flyer een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven door mede te delen dat zij de grond waarop de mandir zou worden gebouwd had gekocht en dat deze grond aan haar in eigendom werd overgedragen (rov. 4.16);
- dat in het geval dat [ZZP-er] mocht hebben geweten dat niet [geintimeerde] maar [commissaris geintimeerde] eigenaar was van de grond, die wetenschap hier niet als wetenschap van [appellante] heeft te gelden zodat de door [appellante] ingeroepen vernietiging wegens dwaling ten tijde van de schenkingen opgaat (rov. 4.17 t/m 4.26);
- dat de schenkingen daadwerkelijk voor de bouw van de mandir zijn aangewend en [commissaris geintimeerde] inmiddels een recht van erfpacht en opstal aan [geintimeerde] heeft verleend, niet kan afdoen aan de ingeroepen vernietiging wegens dwaling zodat principale grief 2 van [appellante] (waarmee werd opgekomen tegen het andersluidende rechtbankoordeel om het dwalingsberoep niet te honoreren) slaagt (rov. 4.23 t/m 4.25).