Uitspraak
B&J Adviseurs,
de Stichting,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
In juni 2011 heeft de gemeente Almere dit verzoek van SLNMA tot in de plaats stelling ten
3.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
19 augustus 2015 afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in conventie.
De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
“4.4. De rechtbank constateert dat B&J Adviseurs erkent dat door Stichting Bharat-Ram
De rechtbank heeft de volgende overwegingen aan haar beslissing ten grondslag gelegd:
“4.9 Stichting Bharat-Ram heeft niet nader onderbouwd dat donateurs zich hebben
4.Bespreking van de grieven
De rechtbank heeft ten onrechte aangenomen dat B&J Adviseurs zich jegens de Belastingdienst op het standpunt heeft gesteld dat het om reclamekosten ging en daarmee een belastingvoordeel heeft behaald en dat zij zich om die reden in de onderhavige procedure niet meer op het standpunt stellen kan dat het om schenkingen ging, zo luidt de grief.
De Stichting heeft betoogd dat [E] , om B&J Adviseurs door de moeilijkheden die zij als startende onderneming had heen te helpen, met B&J Adviseurs heeft afgesproken dat deze facturen mocht uitschrijven voor werkzaamheden die [E] had verricht voor de heer [I] en voor verschillende rechtspersonen waarover de heer [J] de directie voert, om zo extra omzet voor B&J Adviseurs te genereren.
B&J Adviseurs zelf zou dan het resterende bedrag van € 10.000,- mogen behouden.
B&J Adviseurs heeft de Stichting bij e-mail van 17 maart 2014 verzocht om voor reclamekosten in 2012 € 3.500,- te declareren en voor reclamekosten in 2013 € 20.000,-.
De door B&J Adviseurs voorgewende schenkingen waren in feite vergoedingen voor de door de Stichting gemaakte reclamekosten en geen donaties.
De Stichting heeft de naam van B&J Adviseurs op een billboard vermeld en heeft B&J Adviseurs voorts als sympathisant vermeld bij door haar gehouden evenementen en op haar website, aldus de Stichting. De Stichting ontkent dat [E] B&J Adviseurs heeft geadviseerd de betalingen om fiscale redenen als reclamekosten te oormerken; ook donaties aan de Stichting zijn aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting op grond van art. 16 Wet Vpb.
Het hof acht het verweer van de Stichting in het licht van deze vaststaande feiten onvoldoende gemotiveerd en verwerpt dat dan ook.
Maar zelfs al zou B&J Adviseurs dat onjuiste standpunt jegens de Belastingdienst hebben ingenomen, dan doet dat naar het oordeel van het hof niet af aan het feit dat de betalingen in het kader van deze civielrechtelijke procedure moeten worden gekwalificeerd als schenkingen. B&J Adviseurs heeft ten tijde van het doen van de overboekingen immers aangegeven deze uit hoofde van schenking te doen en de Stichting heeft ze ook als zodanig aanvaard. B&J Adviseurs mag zich daar jegens de Stichting dan ook wel degelijk op beroepen.
[B] beheerde als penningmeester de financiële administratie van de Stichting en wist dat de Stichting nooit de koopprijs van de grond heeft betaald.
Hij was contactpersoon voor de websitebouwer van de Stichting en leverde hem informatie aan. [B] was aanwezig op de vergadering van de Stichting van 29 juni 2011,
De Stichting heeft bewijs aangeboden door middel van getuigen die kunnen verklaren dat [B] hun contactpersoon bij B&J Adviseurs was en dat zij met [A] geen contact hebben gehad.
[B] was, naar de Stichting stelt, in zijn hoedanigheid van penningmeester van de Stichting op de hoogte geraakt van het feit dat de Stichting onjuiste informatie had verstrekt en dat niet zij, maar [E] eigenaar was van de grond.
[B] was als zzp-er voor B&J Adviseurs werkzaam. [B] verrichtte de feitelijke werkzaamheden voor B&J Adviseurs en trad als zodanig als contactpersoon naar buiten. Gesteld noch gebleken is evenwel dat [B] over enige bevoegdheid beschikte om de vennootschap te vertegenwoordigen.
Die bevoegdheid berustte uitsluitend bij [A] . Hij heeft verklaard dat [B] hem, voordat de schenkingen door B&J Adviseurs werden gedaan, nimmer op de hoogte heeft gesteld van het feit dat niet de Stichting maar [E] eigenaar van de grond was.
De Stichting heeft ook niet gesteld noch te bewijzen aangeboden dat [B] zijn kennis met [A] heeft gedeeld. Evenmin heeft zij gesteld dat [A] deze wetenschap uit andere hoofde had.
Het hof is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet kan worden geoordeeld dat de wetenschap van [B] in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als wetenschap van B&J Adviseurs. De Stichting heeft het er niet voor mogen houden dat B&J Adviseurs de schenkingen aan haar deed in de wetenschap dat niet de Stichting eigenaresse was van de grond maar [E] .
Ten blijke daarvan heeft zij bij akte na comparitie productie 80 in het geding gebracht.
B&J Adviseurs heeft niet betwist dat er thans een recht van erfpacht en opstal is gevestigd, maar heeft erop gewezen dat de Stichting volledig gedomineerd wordt door [E] en zijn getrouwen, nu het bestuur wordt gevormd door zijn echtgenote, zijn secretaresse en de echtgenoot van zijn secretaresse, terwijl [E] zelf enig commissaris is.
B&J Adviseurs heeft benadrukt dat [E] aldus de dienst uitmaakt binnen de Stichting en het derhalve in zijn macht heeft het recht van erfpacht en opstal ook weer ongedaan te maken.
B&J Adviseurs gedwaald heeft, beoordeeld moet worden naar het moment waarop de schenkingen zijn gedaan. B&J Adviseurs heeft ten tijde van de schenkingen gedwaald.
Dat [E] inmiddels een recht van erfpacht en opstal ten behoeve van de Stichting heeft gevestigd kan daaraan niet afdoen. Overigens is de Stichting daarmee nog steeds geen eigenaar van de grond, zoals zij in 2011 wel in haar publicaties had aangegeven.
€ 27.403,65, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 26.365,- vanaf 17 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De Stichting zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie alsmede in de kosten van het principaal en het incidenteel hoger beroep en in de nakosten. Nu de beslagstukken niet aan het hof zijn overgelegd, kunnen de kosten van het beslag niet in de proceskostenveroordeling worden betrokken. Het vonnis van de rechtbank zal – onder verbetering van gronden – worden bekrachtigd voor zover het in reconventie is gewezen.
in principaal en incidenteel appel:
en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de Stichting om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan B&J Adviseurs te betalen de somma van € 27.403,65, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over een bedrag van € 26.365,- vanaf 17 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 1.158,-) aan salaris voor de advocaat;