De bewindvoerder heeft in zijn brief van 4 mei 2021 - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellant] geeft aan dat er nooit expliciet naar is gevraagd of er kinderalimentatie wordt ontvangen. Echter tijdens het huisbezoek is dat een standaard vraag waarop ontkennend is geantwoord. Sterker nog er is verklaard dat er verder niemand inwonend was. Dit is vrij opmerkelijk, immers uit het verzoekschrift tot toelating tot de
schuldsaneringsregeling blijkt dat de minderjarige (waarvoor kinderalimentatie wordt
ontvangen) nog wel als inwonend staat opgenomen. Hoewel ook in het voortraject de kinderalimentatie ter sprake komt blijkt uit het verzoekschrift dat hier niets is ingevuld. De heffingskorting van de partner, die tevens ter sprake kwam, is wel opgegeven. Nu voor het aanvangsverslag al twee keer is gevraagd naar eventuele kinderalimentatie had [appellant] moeten begrijpen dat hij deze inkomsten moest opgeven.
[appellant] verklaart nu dat hij in het proces verbaal d.d. 13 juni 2019 niet expliciet de
vermelding kinderalimentatie terug ziet. Hier was gelet op de verklaring tijdens het huisbezoek ook geen enkele aanleiding toe. Was direct tijdens aanvang van de regeling de juiste informatie verstrekt, dan had de bewindvoerder reeds direct een juiste berekening kunnen maken van het vrij te laten inkomen. Het vrij te laten inkomen is op 18 augustus 2020 opnieuw berekend waardoor de boedelachterstand uitkwam op € 5.669,97. [appellant] ontving eveneens op 18 augustus 2020 een email met daarin alle herberekeningen.
[appellant] heeft nooit om een toelichting op de berekening verzocht, al blijkt duidelijk uit de
berekening dat er vanaf dat moment een bedrag ad € 296,00 bij de kop alimentatie is
opgenomen. Dat de hoogte van de achterstand niet toetsbaar is zoals door [appellant] wordt gesteld kan de bewindvoerder dan ook niet volgen.
Naar aanleiding van de achterstand in afdrachten volgde een tweede verzoek voor
tussentijdse beëindiging. [appellant] geeft aan dat de bewindvoerder al "geruime” tijd op de hoogte was van de kinderalimentatie. Dit is dus pas op 18 augustus 2020 bekend geworden waarna voornoemd verzoek tot tussentijdse beëindiging is gedaan. Dit verzoek is vervolgens niet ingetrokken, het is [appellant] geweest die uitstel verzocht in verband met corona. Omdat de einddatum van de regeling naderde is toen besloten hier een inhoudelijke eindzitting van te maken.
[appellant] verwijst naar het rapport "berekening van het vtlb bij toepassing van de Wet
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen”. Dit snijdt eveneens geen hout nu het intrekken van het verzoek tot tussentijdse beëindiging d.d. 13 juni 2019 is genomen op onvolledig verstrekte gegevens. Ten tijde van het tweede verzoek tot tussentijdse
beëindiging waren de inkomsten inmiddels bekend zodat er correcte berekeningen gemaakt
konden worden van het vrij te laten inkomen.
[appellant] heeft onjuiste en onvolledige gegevens verstrekt, reden waarom de bewindvoerder zijn taken niet goed heeft kunnen uitvoeren. Door deze handelswijze heeft [appellant] geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding en heeft hij de uitvoering van de schuldsaneringsregeling gefrustreerd en zijn de schuldeisers benadeeld.