6.4.H&S heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis. Volgens H&S dient het hof (samengevat):
1) de vorderingen van Danès Perlas af te wijzen;
2) voor recht te verklaren
a. a) dat H&S en Prior terecht gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid om hun betalingsverplichtingen op te schorten;
b) dat Danès Perlas de overeenkomst tussen H&S en Danès Perlas ten onrechte heeft ontbonden;
3) Danès Perlas te veroordelen tot betaling aan H&S:
a. a) (vervangende) schadevergoeding ter zake het niet verstrekken van A1-formulieren ter grootte van € 59.006,- (€ 43.570,88 (H&S) + € 15.435,22 (Prior) ) althans een door het hof te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 augustus 2018;
b) de schade ter grootte van € 5.087,73 (€ 2.787,73 (Prior) + € 2.300,- (H&S)), althans een door het hof te bepalen bedrag, als gevolg van het door Danès Perlas onrechtmatig onder Prior en H&S gelegde bankbeslag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 augustus 2018;
c) de schade bestaande uit vergoeding van de winstderving als gevolg van het ten onrechte ontbinden van de overeenkomst door Danès Perlas ter grootte van € 87.918,- althans een door het hof te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 8 augustus 2017 tot 1 augustus 2018 ter grootte van € 4.006,70, althans de wettelijke handelsrente over het door het hof vast te stellen bedrag;
d) de buitengerechtelijke kosten ter grootte van € 12.325,- althans een door het hof te bepalen bedrag;
4) Danès Perlas te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
De procedurele uitgangspunten in dit hoger beroep
6.5.1.Zoals hiervoor al is vermeld, heeft de rechtbank de vorderingen van Danès Perlas grotendeels toegewezen. Danès Perlas is niet in (incidenteel) hoger beroep gekomen van het afgewezen gedeelte van haar vorderingen (de wettelijke handelsrente over te laat betaalde facturen). Dat heeft tot gevolg dat dit afgewezen gedeelte niet meer door het hof beoordeeld kan worden.
6.5.2.H&S hebben in hun inleiding op de grieven gesteld dat het geschil in volle omvang aan het hof wordt voorgelegd. Deze vermelding is daartoe echter ontoereikend. Het hof kan namelijk alleen acht slaan op grieven die op een zodanige manier in deze procedure naar voren zijn gebracht, dat zij voor het hof en voor Danès Perlas voldoende kenbaar zijn. Uit die grieven (en de toelichting) moet voldoende blijken om welke redenen het bestreden vonnis moet worden vernietigd.
6.5.3.Na de memorie van grieven kunnen in beginsel geen nieuwe grieven worden aangevoerd (de zogenaamde twee-conclusie-regel). Hetzelfde geldt voor de memorie van antwoord. Op deze regel bestaan uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer de andere partij ondubbelzinnig ermee instemt dat een nieuw argument wordt aangevoerd. Voor zover partijen tijdens de comparitie argumenten naar voren hebben gebracht die niet eerder in de memorie van grieven of memorie van antwoord aan de orde zijn gesteld (of daar een nadere uitwerking van zijn), zal het hof deze argumenten niet in de beoordeling betrekken, tenzij een uitzondering moet worden gemaakt op de twee-conclusie-regel.
De feitelijke uitgangspunten in dit hoger beroep
6.6.1.Danès Perlas is een in Litouwen gevestigde onderneming die zich hoofdzakelijk richt op scheepsbouw en reparatie van schepen. Daarnaast legt Danès Perlas zich toe op het uitlenen van gekwalificeerd scheepspersoneel aan bedrijven binnen de Europese Unie, waaronder Nederland.
6.6.2.H&S is een onderneming die zich toelegt op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten en het verzorgen van werving en selectie van personeel. Prior is een aan H&S gelieerde onderneming.
6.6.3.Zowel H&S als Danès Perlas zijn NEN-4400 gecertificeerd. Zij voldoen allebei aan het keurmerk van de Stichting Normering Arbeid (SNA) en hebben een registratie bij de SNA.
6.6.4.Danès Perlas en H&S hebben in de loop van 2016 onderhandeld over het uitlenen van arbeidskrachten door Danès Perlas aan H&S, die vervolgens door H&S worden doorgeleend aan diens opdrachtgever VDS Staal- en Machinebouw B.V. (hierna: VDS). Ten aanzien van deze samenwerking is Danès Perlas aan te merken als uitlener, H&S als doorlener en VDS als inlener. Op 26 oktober 2016 hebben Danès Perlas, H&S en VDS een driepartijen overeenkomst gesloten getiteld ‘ORDER AGREEMENT 01-11-2016 UNTIL 31-10-2017’ (hierna: de overeenkomst).
6.6.5.Danès Perlas heeft op 7 april 2017 per e-mail de overeenkomst met H&S opgezegd omdat H&S openstaande facturen, voor een totaalbedrag van € 142.160,00 niet had betaald. H&S heeft vervolgens (nadat Danès Perlas conservatoir beslag had gelegd) alsnog € 79.944,- betaald (en een bankgarantie gegeven).
6.6.6.Zoals hiervoor al is vermeld (in 6.6.2) is Prior een aan H&S gelieerde onderneming. Prior en Danès Perlas hebben een vergelijkbare overeenkomst gesloten, waarbij niet VDS maar City Jobs de derde partij was (de inlener). Ook tussen Prior en Danès Perlas is discussie ontstaan over de vraag of Danès Perlas A1-verklaringen moest verstrekken en of Prior haar betalingsverplichtingen kon opschorten. Nadat Danès Perlas conservatoir beslag had laten leggen, hebben Danès Perlas en Prior op 18 juli 2017 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Bij brief van 1 september 2017 heeft Prior deze vaststellingsovereenkomst ontbonden. Op 20 juli 2018 is Danès Perlas geïnformeerd over een overdracht van vorderingen van Prior op Danès Perlas aan H&S (akte van cessie van 4 juli 2018).
Het oordeel van het hof over de grieven
6.7.1.H&S heeft met grief 1 en de daarop gegeven toelichting, onder verwijzing naar de Europese regelgeving, aangevoerd dat op Danès Perlas de verplichting rustte om A1-verklaringen over te leggen. Deze grief slaagt niet om de volgende redenen.
6.7.2.Verordening (EG) nr. 883/2004 van de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels (de basisverordening) en Verordening (EG) nr. 987/2009 van de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 (de toepassingsverordening) bevatten voorschriften ter coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels teneinde het vrije verkeer van werknemers te bevorderen. Uit deze verordeningen volgt in welke lidstaat een werknemer die in een andere lidstaat arbeid verricht, verzekerd is voor sociale zekerheid. Uit deze verordeningen volgt ook in welke lidstaat een werknemer die voor een beperkte periode in een andere lidstaat wordt gedetacheerd (zoals in dit geval het personeel van Danès Perlas), verzekerd is voor sociale zekerheid.
In artikel 19 lid 2 van de toepassingsverordening is bepaald dat op verzoek van de betrokkene of de werkgever het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving op grond van een bepaling van titel II van de basisverordening van toepassing is, een verklaring verstrekt dat die wetgeving van toepassing is. Deze verklaring betreft een zogenaamde A1-verklaring, ook wel een detacheringsverklaring genoemd. Met deze verklaring kan worden aangetoond dat een gedetacheerde werknemer verzekerd is gebleven in het land van herkomst (het woonland). De verklaring is geen constitutieve voorwaarde voor detachering. De verklaring wordt op verzoek afgegeven door het bevoegde orgaan. Uit de verordeningen blijkt van een verplichting van het bevoegde orgaan - dus niet van Danès Perlas - tot afgifte van een A1-verklaring. De betrokkene of de werkgever kán zo’n verklaring vragen. Uit deze bepaling volgt dus niet dat Danès Perlas verplicht was zo’n verklaring aan het bevoegde orgaan te vragen. Dat kan niet uit deze bepaling worden afgeleid en valt ook niet af te leiden uit de andere bepalingen in deze verordeningen, ook niet wanneer deze bepalingen in onderling verband worden beschouwd. Uit de Europese regelgeving volgt dus geen wettelijke plicht voor Danès Perlas om A1-verklaringen aan te vragen of voorhanden te hebben en ook niet om deze aan H&S te verstrekken.
6.8.1.De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geciteerd uit de Invorderingswet 1990, de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004 en uit de Leidraad Invordering 2008. De rechtbank heeft geoordeeld dat de daaruit genoemde bepalingen geen verplichting inhouden tot het verstrekken van A1-verklaringen. H&S heeft geen grieven gericht tegen de door de rechtbank genoemde en geciteerde bepalingen en ook niet tegen de beslissing van de rechtbank om aan die bepalingen te toetsen. De grief houdt in dat de conclusie van de rechtbank onjuist is. Volgens H&S volgde uit die bepalingen wél een verplichting van Danès Perlas om A1-verklaringen te verstrekken.
6.8.2.Ook deze grief slaagt niet. Met A1-verklaringen kan H&S aantonen dat premies voor sociale zekerheid verschuldigd zijn in Litouwen en daar worden afgedragen, maar dat wil nog niet zeggen dat deze bepalingen een verplichting inhouden om over A1-verklaringen te beschikken. Een verplichting tot verstrekking van A1-verklaringen kan het hof niet afleiden uit de betreffende regelgeving. Daaruit volgt slechts op welke wijze de inlener de identiteit van de arbeidskracht kán aantonen, waaronder een A1-verklaring. Het hof kan een dergelijke verplichting ook niet afleiden uit deze regelgeving wanneer het hof deze bepalingen in onderling verband beziet en ook niet wanneer het hof de hiervoor besproken Europese regelgeving daarbij betrekt.
6.9.1.Grief 3 is gericht tegen de volgende overweging van de rechtbank: “Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst geen aanknopingspunten biedt om A1-verklaringen te verstrekken.”.
Enerzijds wordt in de toelichting op de grief vermeld dat in de overeenkomst een leemte zit met betrekking tot de verplichting van Danès Perlas om A1-verklaringen te verstrekken. Het hof begrijpt dat het de bedoeling is van H&S dat het hof in die leemte voorziet door te bepalen dat Danès Perlas A1-verklaringen moet afgeven, ondanks het ontbreken van een contractuele verplichting daartoe in de overeenkomst. Anderzijds lijkt H&S er van uit te gaan dat partijen wél zijn overeengekomen Danès Perlas de verplichting heeft om A1-verkklaringen te verstrekken. Dat dit laatste ook de bedoeling is, heeft H&S ter zitting bevestigd. Het hof zal beide argumenten beoordelen.
6.9.2.Het hof stelt voorop dat de stelplicht (en bewijslast) op H&S rust. Zij beroept zich namelijk op de rechtsgevolgen (de bevoegdheid om betalingsverplichtingen op te schorten) van haar stelling dat Danès Perlas A1-verklaringen aan haar moest verstrekken.
6.9.3.Het enkele feit dat in de overeenkomst niet is vermeld dat Danès Perlas A1-verklaringen moet verstrekken, wil niet zeggen dat er sprake is van een leemte in de overeenkomst. Of deze kwestie in het geheel niet is geregeld, dus dat partijen hierover geen wilsovereenstemming hebben en er dus een leemte is in de overeenkomst, is een kwestie van uitleg. Volgens vaste rechtspraak gaat het bij de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet enkel om de taalkundige bewoordingen van de tekst van de overeenkomst, maar komt het tevens aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, waaronder mede van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex). Hetzelfde criterium moet worden toegepast wanneer er van uit wordt gegaan dat er geen leemte is in de overeenkomst, maar wanneer het gaat om de vraag of de verbintenissen uit de overeenkomst voor Danès Perlas inhouden dat zij A1-verklaringen dient te verstrekken. Het hof kan geen scherp onderscheid maken tussen deze twee vragen en zal deze vragen gelet op de gelijkluidende toetsingscriteria gezamenlijk bespreken. 6.9.4.In artikel 4 van de overeenkomst staan de verplichtingen van Danes Perlas vermeld. Artikel 4 luidt (voor zover relevant) als volgt:
“4.1. In relation to a Work Order DANES PERLAS shall provide H&S sufficient instructions and information and will provide all other reasonable assistance to enable H&S to provide the Services.
(…)