ECLI:NL:GHSHE:2021:1191

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.241.586_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met elektriciteitsmeter en aansprakelijkheid voor niet geregistreerd elektriciteitsverbruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Enexis Netbeheer B.V. en een particuliere afnemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft fraude met een elektriciteitsmeter en de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] voor niet geregistreerd elektriciteitsverbruik. Enexis stelt dat er tussen 3 juni 2007 en 23 mei 2012 gefraudeerd is met de elektriciteitsafname, wat heeft geleid tot een schadevergoeding van € 3.371,16 voor niet geregistreerd verbruik en € 1.358,75 voor een onterecht hoge afnamecapaciteit. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat [geïntimeerde] aansprakelijk was voor de schade, maar had de vorderingen van Enexis slechts gedeeltelijk toegewezen.

In hoger beroep heeft Enexis de vernietiging van het vonnis van de kantonrechter gevorderd en volledige toewijzing van haar vorderingen. Het hof heeft de procedure en de eerdere uitspraken in ogenschouw genomen, evenals de argumenten van beide partijen. Het hof oordeelt dat Enexis niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de omvang van het niet geregistreerd elektriciteitsverbruik en dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat het verbruik in de periode van 3 juni 2007 tot 5 mei 2010 niet uitzonderlijk laag was. Het hof heeft echter wel geoordeeld dat de kantonrechter ten onrechte de schadevergoeding voor de afnamecapaciteit heeft beperkt tot € 65,00, en heeft deze vordering alsnog volledig toegewezen.

De uitspraak van het hof leidt tot een totale schadevergoeding van € 2.159,72, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 november 2012. De proceskosten in principaal hoger beroep worden gecompenseerd, terwijl [geïntimeerde] in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep wordt veroordeeld. Het hof heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.241.586/01
arrest van 20 april 2021
in de zaak van
Enexis Netbeheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Enexis,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.H.P.J. van de Ven te Zundert,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 25 september 2018 en 12 mei 2020 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, onder zaaknummer 4884657 CV EXPL 16-1955 gewezen vonnis van 11 april 2018.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 12 mei 2020;
  • de akte houdende productie van Enexis, met één productie;
  • de antwoord-akte na tussenarrest van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

Partijnaam Enexis
9.1
In het tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de omstandigheid dat Enexis als partij in principaal hoger beroep komt en in incidenteel hoger beroep is betrokken, terwijl de vonnissen in eerste aanleg in conventie zijn gewezen op vordering van en in reconventie zijn gewezen tegen Enexis B.V. als partij.
9.2
Enexis heeft naar voren gebracht dat de naam van Enexis B.V. op 1 januari 2018 is gewijzigd in Enexis. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een afschrift van een ‘
akte van partiële statutenwijziging Enexis B.V. (na wijziging Enexis Netbeheer B.V.)’ van 1 januari 2018 overgelegd, waarin staat dat de statuten van Enexis B.V. worden gewijzigd in die zin dat de vennootschap de naam Enexis draagt.
9.3
[geïntimeerde] refereert zich voor wat betreft het antwoord op de vraag of Enexis van het tussen hem en Enexis B.V. gewezen vonnis in hoger beroep kan komen of in hoger beroep kan worden betrokken aan het oordeel van het hof.
9.4
Het hof overweegt als volgt. Tijdens de procedure in eerste aanleg heeft voornoemde statutenwijziging plaatsgevonden, als gevolg waarvan de naam Enexis B.V. op 1 januari 2018 is gewijzigd in Enexis. Dat betekent dat het hoger beroep bij appeldagvaarding van 2 juni 2018 terecht en op goede gronden is ingesteld door Enexis en dat Enexis door [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep kon worden betrokken.
Het hoger beroep
9.5
Het hof herhaalt voor de duidelijkheid van deze uitspraak, verkort weergegeven, waar het in dit hoger beroep om gaat.
9.6
[geïntimeerde] heeft de eenmanszaak Klussenbedrijf [klussenbedrijf], gevestigd op het adres [adres] in [plaats]. De elektriciteitsaansluiting voor dit adres stond vanaf mei 2007 tot en met 27 november 2012 op naam van Klussenbedrijf [klussenbedrijf] en is of omstreeks 27 november 2012 afgesloten, omdat volgens Enexis gefraudeerd was met de elektriciteitsafname.
9.7
Bij Enexis zijn voor het adres [adres] in Tilburg de volgende meterstanden bekend:
datum
telwerk 1
telwerk 2
verbruik
27 november 2012
35.329
1
5.554
23 mei 2012
29.775
1
906
25 mei 2011
28.869
1
928
5 mei 2010
27.941
1
1.429
17 mei 2009
26.512
1
1.621
31 mei 2008
24.891
1
1.794
3 juni 2007
23.097
1
9.8
Enexis heeft [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de kosten die het gevolg zijn van de door haar gestelde fraude, waaronder voor zover in dit arrest van belang:
- € 3.371,16 wegens schade voor het niet geregistreerd elektriciteitsverbruik in de periode van 3 juni 2007 tot 23 mei 2012; en
- € 1.358,75 wegens schade voor een afnamecapaciteit van (meer dan) 80 in plaats van 25 ampère gedurende een periode van één jaar, van 27 november 2011 tot 27 november 2012.
De beslissing van de kantonrechter
9.9
De kantonrechter heeft overwogen dat dient te worden aangenomen dat de elektriciteitsmeter was gemanipuleerd en geoordeeld dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door Enexis geleden schade.
9.1
Met betrekking tot het niet geregistreerd elektriciteitsverbruik heeft de kantonrechter het volgende overwogen. Uitgaande van de bij Enexis bekende verbruiksgegevens is sprake van een normaal te verwachten elektriciteitsgebruik in de periode van 3 juni 2007 tot 5 mei 2010. Het jaarlijks verbruik in die periode heeft de kantonrechter in ieder geval nog niet uitzonderlijk geacht, maar wel in de periode van 5 mei 2010 tot 25 mei 2011 (928 kWh).
[geïntimeerde] heeft geen afdoende verklaring gegeven voor dit aanzienlijk lagere elektriciteitsverbruik, zodat ervan dient te worden uitgegaan dat in die periode sprake is geweest van niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd energieverbruik.
De kantonrechter heeft de schade van Enexis in die periode berekend op € 264,93. De kantonrechter heeft deze berekening gebaseerd op het verschil tussen de meterstanden op 25 mei 2011 en op 27 november 2012, het gemiddeld verbruik per dag berekend in deze periode en dat vermenigvuldigd met het aantal dagen in de periode van 5 mei 2010 tot 25 mei 2011.
9.11
Met betrekking tot de afnamecapaciteit van (meer dan) 80 in plaats van 25 ampère heeft de kantonrechter het volgende overwogen. Enexis heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de hoofdzekering van 25 ampère al één jaar voor de ontdekking op 27 november 2012 is vervangen door een aansluiting van (meer dan) 80 ampère. De kantonrechter is bij de berekening van de schade uitgegaan van de door [geïntimeerde] zelf erkende datum van vervanging, te weten 11 november 2012.
De kantonrechter heeft de schade van Enexis in de periode van 11 november 2012 tot 27 november 2012 berekend op € 65,00. De kantonrechter heeft deze berekening gebaseerd op het door Enexis gevorderde bedrag van € 1.358,75 voor de periode van één jaar, het bedrag per dag berekend en dat vermenigvuldigd met het aantal dagen in de periode van 11 november 2012 tot 27 november 2012.
De vordering van Enexis in hoger beroep
9.12
Enexis vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis van 11 april 2018 voor zover daarin haar vorderingen zijn afgewezen en, na de bij rov. 6.5 bedoelde eiswijziging, [geïntimeerde] alsnog te veroordelen tot betaling van € 3.371,16 als schade wegens de elektriciteitsafname in de periode van 3 juni 2007 tot 23 mei 2012 (waarvan € 264,93 is toegewezen) en € 1.358,75 als schade wegens de afnamecapaciteit (waarvan € 65,00 is toegewezen), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van [geïntimeerde] in hoger beroep
9.13
[geïntimeerde] vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis van 11 april 2018 en de vorderingen van Enexis alsnog af te wijzen en Enexis te veroordelen tot terugbetaling aan [geïntimeerde] van al hetgeen dat door hem is betaald naar aanleiding van het vonnis.
De omvang van het hoger beroep
9.14
De geschillen die partijen in hoger beroep hebben voorgelegd hebben betrekking op de volgende punten:
- het niet geregistreerd elektriciteitsverbruik in de periode vanaf 3 juni 2007 tot 23 mei 2012 (grief 1 van Enexis in principaal hoger beroep);
- het niet geregistreerd elektriciteitsverbruik in de periode vanaf 5 mei 2010 tot 25 mei 2011 (grief I van [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep);
- de afnamecapaciteit vanaf 27 november 2011 tot 27 november 2012 (grief 2 van Enexis in principaal hoger beroep).
Het niet geregistreerd elektriciteitsverbruik vanaf 3 juni 2007 tot 23 mei 2012
9.15
Volgens Enexis is haar vordering tot betaling van € 3.371,16 wegens schade voor het niet geregistreerd elektriciteitsverbruik in de periode van 3 juni 2007 tot 23 mei 2012 ten onrechte slechts toegewezen tot een bedrag van € 264,93 voor de periode vanaf 5 mei 2010 tot 25 mei 2011. Enexis voert hiertoe het volgende aan.
9.16
De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat het jaarlijks verbruik in de periode vanaf 3 juni 2007 tot 5 mei 2010 nog niet uitzonderlijk is. De kantonrechter is voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een uitzonderlijk (laag) verbruik kennelijk uitgegaan van het gemiddeld verbruik voor eenpersoonshuishoudens van 1.925 kWh per jaar volgens het Nibud. De kantonrechter heeft daarmee miskend dat het hier een normale eengezinswoning betrof en niet een kleine woning voor slechts één persoon, aldus Enexis.
9.17
Het hof volgt Enexis hierin niet. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een overzicht van Nibud in het geding gebracht waaruit weliswaar volgt dat gasverbruik afhankelijk blijkt te zijn van het type woning, maar dat elektriciteitsverbruik vooral afhankelijk is van het aantal personen in een huis (cva prod. 1). Tussen partijen staat vast dat in het geval van [geïntimeerde] sprake is van een eenpersoonshuishouden. Dat betekent dat de kantonrechter bij de beoordeling van het elektriciteitsverbruik in de periode van 3 juni 2007 tot 5 mei 2010 heeft kunnen uitgaan van het door het Nibud genoemde, voor een eenpersoonshuishouden geldend gemiddeld elektriciteitsverbruik van 1.925 kWh per jaar. Het hof is, net als de kantonrechter, van oordeel dat het jaarlijks verbruik van [geïntimeerde] in die periode van respectievelijk 1.794 kWh, 1.621 kWh en 1.429 kWh niet uitzonderlijk laag is in verhouding tot een (volgens Nibud) normaal te verwachten elektriciteitsverbruik voor een eenpersoonshuishouden.
9.18
Volgens Enexis heeft de kantonrechter bovendien bij de vraag naar het daadwerkelijk elektriciteitsverbruik aansluiting gezocht bij een ‘gemiddelde’, terwijl moet worden uitgegaan van het bekende daadwerkelijke elektriciteitsverbruik in de periode van 23 mei 2012 tot 27 november 2012, althans subsidiair in de periode vanaf 25 mei 2011 tot 27 november 2012.
9.19
Het hof verwerpt dit betoog. De stelplicht en bewijslast van de omvang van het niet geregistreerde elektriciteitsverbruik in de periode vanaf 3 juni 2007 tot 23 mei 2012 rust in beginsel op Enexis (art. 150 Rv). Als de elektriciteitsmeter niet meer betrouwbaar is als gevolg van manipulatie en correcte meting onmogelijk is gemaakt, mag aan de stelplicht en het bewijs van de omvang van het elektriciteitsverbruik geen al te zware eisen worden gesteld en kan worden volstaan met het stellen en leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die de afgenomen hoeveelheid elektriciteit voldoende aannemelijk maken. [geïntimeerde] als energieafnemer dient bij betwisting daarvan concrete feiten en gegevens daartegenover te stellen waaruit blijkt dat van een andere schatting moet worden uitgegaan. Wordt daaraan niet voldaan, dan blijft de omstandigheid dat het verbruik als gevolg van de manipulatie van de meter niet precies kan worden vastgesteld voor rekening en risico van [geïntimeerde] (vgl. gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 april 2018 ECLI:NL:GHSHE:2018:1758 en gerechtshof ’s-Hertogenbosch 16 oktober 2018 ECLI:NL:GHSHE:2018:4262).
9.2
De enkele omstandigheid dat de omvang van het elektriciteitsverbruik in de periode vanaf 23 mei 2012 (of vanaf 25 mei 2011) tot 27 november 2012 hoger is geweest dan in de periode vanaf 3 juni 2007 tot 5 mei 2010 betekent niet dat al vanaf 3 juni 2007 van dit hogere verbruik moet worden uitgegaan.
9.21
[geïntimeerde] heeft terecht naar voren gebracht dat het elektriciteitsverbruik in de periode van 3 juni 2007 tot 5 mei 2010 niet uitzonderlijk laag geweest in verhouding tot de door het Nibud genoemde, voor een eenpersoonshuishouden geldend gemiddeld elektriciteitsverbruik per jaar (zie rov. 9.17).
Vast staat dat de manipulatie van de elektriciteitsmeter pas op 27 november 2012 is geconstateerd. [geïntimeerde] heeft zijn betrokkenheid hierbij betwist. Op het adres [adres] in [plaats] is geen hennepkwekerij aangetroffen, zodat eventuele aanknopingspunten die kunnen wijzen op een bepaalde duur waarin een kwekerij moet zijn geëxploiteerd ontbreken. Bij gebreke van andere aanknopingspunten dan de bij Enexis bekende meterstanden kan niet worden vastgesteld op welk moment voor 27 november 2012 de elektriciteitsmeter is gemanipuleerd.
9.22
Gelet op het voorgaande is het hof, met inachtneming van hetgeen in rov. 9.19 is overwogen, van oordeel dat Enexis niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht. Enexis heeft slechts op grond van de verschillen tussen de meterstanden op 23 mei 2012 en 27 november 2012 (subsidiair op 25 mei 2011 en 27 november 2012) een gemiddeld verbruik per dag berekend en geconcludeerd dat het elektriciteitsverbruik in die periode(n) vele malen hoger was dan het gemiddelde verbruik van een eenpersoonshuishouden en het verbruik op grond van de bij haar bekende meterstanden. Hieruit volgt niet althans onvoldoende dat het verbruik in de periode van 3 juni 2007 tot 23 mei 2012 zo hoog is geweest zoals Enexis suggereert.
9.23
De omstandigheid dat [geïntimeerde] volgens Enexis geen onderbouwde of geloofwaardige reden heeft gegeven op grond waarvan verklaard zou kunnen worden dat zijn elektriciteitsverbruik in de periode na 23 mei 2012 (of 25 mei 2011) drastisch zou zijn toegenomen, maakt dit oordeel niet anders. Enexis heeft gelet op het verweer van [geïntimeerde] geen, althans onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan het door haar gestelde elektriciteitsverbruik in de periode van 3 juni 2007 tot 23 mei 2012 voldoende aannemelijk is. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
9.24
Voor zover Enexis nog heeft betoogd dat de kantonrechter bij de berekening van de schade niet had moeten uitgaan van de meterstand op 25 mei 2011, maar van die op 23 mei 2012 geldt het volgende. [geïntimeerde] heeft de juistheid van de meterstand van 23 mei 2012 betwist. Hij heeft in de procedure bij de kantonrechter aangevoerd dat hij op 23 mei 2012 een te lage meterstand heeft doorgegeven en in hoger beroep ontkend dat hij de door Enexis gestelde meterstand van 23 mei 2012 aan haar heeft doorgegeven. Hoe het ook zij, gesteld noch gebleken is dat de meterstand op 23 mei 2012 door een meteropnemer is opgenomen. Dat betekent dat niet kan komen vast te staan dat het bij Enexis geregistreerde verbruik vanaf 23 mei 2012 tot 27 november 2012 overeenkomt met het daadwerkelijke elektriciteitsverbruik, zodat de kantonrechter bij de berekening van de schade terecht en op goede gronden is uitgegaan van de meterstand van 25 mei 2011.
9.25
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof nog het volgende. [geïntimeerde] heeft onvoldoende onderbouwd betwist dat de meterstand van 25 mei 2011 door een medewerker van Enexis is opgenomen. In een door Enexis overgelegde kopie van een uitdraai van haar systeem staat dat meteropnemer [veiligheidsdeskundige] op 2 mei 2011 en op 23 mei 2011 bij het adres [adres] in [plaats] is geweest en dat niemand aanwezig was, en dat hij op 25 mei 2011 weer bij dit adres geweest en een meterstand van 28869 heeft ingevoerd in een handheldcomputer (productie 11 van Enexis).
Uit het proces-verbaal van enquête van 25 oktober 2017 blijkt dat Schellekens tegenover de kantonrechter heeft verklaard dat het klopt dat hij op 25 mei 2011 bij het adres [adres] in [plaats] is geweest en een meterstand van ‘28869’ heeft geconstateerd, zoals staat in het overzicht van Enexis. Het hof ziet geen reden om aan deze verklaring te twijfelen.
De omstandigheid dat [geïntimeerde] als getuige in contra-enquête heeft verklaard dat hij [veiligheidsdeskundige] nimmer bij hem binnen heeft gezien en niet herkent, leidt zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet tot een ander oordeel.
9.26
Grief 1 van Enexis faalt. De vordering van Enexis in hoger beroep om [geïntimeerde] alsnog te veroordelen tot betaling van het door de kantonrechter afgewezen bedrag van de schade wegens elektriciteitsafname dient te worden afgewezen.
De elektriciteitsafname vanaf 5 mei 2010 tot 25 mei 2011
9.27
Volgens [geïntimeerde] heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat hij geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het aanzienlijk lagere elektriciteitsverbruik in de periode vanaf 5 mei 2010 tot 25 mei 2011 en is hij ten onrechte veroordeeld tot betaling van € 264,93 wegens niet geregistreerd elektriciteitsverbruik.
9.28
Het hof volgt [geïntimeerde] hierin niet. [geïntimeerde] heeft weliswaar in hoger beroep opnieuw betwist dat sprake is van niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd elektriciteitsverbruik, maar hij heeft geen grief gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat op basis van het door Enexis Metering uitgevoerde onderzoek en opgemaakte rapport van 22 maart 2013 moet worden aangenomen dat de meter is gemanipuleerd.
9.29
Los daarvan is ook het hof van oordeel dat op grond van het hiervoor genoemde onderzoek en rapport voldoende aannemelijk is dat de meter is gemanipuleerd. In het rapport staat immers dat de meter werd aangeboden met een incorrecte verzegeling, dat de bovenkap gemakkelijk los kon van de onderkap en dat dat erop duidt dat de bovenkap eerder los is geweest van de onderkap en dat er beschadigingen aan het telwerk waren, zodat niet anders te concluderen viel dan dat de registratie van de afgenomen energie niet juist kan worden vastgesteld. Daarbij komt dat [geïntimeerde] heeft erkend dat hij de hoofdzekering heeft vervangen door een metalen (m8) bout, zodat ook in zoverre sprake is van manipulatie.
9.3
[geïntimeerde] gaat in hoger beroep uit van de juistheid van de meterstand van 5 mei 2010. Gelet op hetgeen hiervoor in rov. 9.25 is overwogen en beslist, staat vast dat het elektriciteitsverbruik in de periode van 5 mei 2010 tot 25 mei 2011 928 kWh is geweest, dus aanzienlijk minder dan in de periode die daaraan voorafging (tot 3 juni 2007). [geïntimeerde] heeft als verklaring hiervoor genoemd dat hij in de periode vanaf 5 mei 2010 tot 25 mei 2011 een langere tijd in het ziekenhuis heeft gelegen en daarna bij zijn ouders thuis is verzorgd, maar heeft nagelaten deze (te) vage bewering te concretiseren met relevante feiten. Zo heeft hij bijvoorbeeld geen dagen of weken genoemd waarop of waarin dit zou zijn geweest en ook geen verklaringen van behandelend artsen of familieleden in het geding gebracht waaruit een periode van ziekenhuisopname of verzorging bij zijn ouders zou kunnen blijken.
9.31
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep aangeboden om getuigen te laten horen, waaronder zichzelf en de heer [getuige] , maar dit bewijsaanbod is, mede gelet op het stadium van de procedure, niet voldoende gespecificeerd. Voor zover [geïntimeerde] aangeeft ‘geschriften’ te kunnen overleggen, heeft hij inmiddels al voldoende gelegenheid gehad om die zo nodig te laten opmaken en in te brengen. Aan bewijslevering, eventueel ook door geschriften, wordt niet toegekomen.
9.32
Het hof verwerpt dan ook het verweer van [geïntimeerde] dat het lagere elektriciteitsverbruik in de periode van 5 mei 2010 tot 25 mei 2011 wordt verklaard door een ziekenhuisopname en verblijf bij zijn ouders thuis.
9.33
De grief van [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep faalt. De vordering van [geïntimeerde] om Enexis te veroordelen tot terugbetaling aan hem van al hetgeen dat door hem aan Enexis is betaald naar aanleiding van het beroepen vonnis zal worden afgewezen.
De afnamecapaciteit vanaf 27 november 2011 tot 27 november 2012
9.34
Volgens Enexis is haar vordering tot betaling van € 1.358,75 wegens schade voor een afnamecapaciteit van (meer dan) 80 in plaats van 25 ampère ten onrechte slechts toegewezen tot een bedrag van € 65,00. De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de hoofdzekering al één jaar voor de ontdekking op 27 november 2012 is vervangen door een aansluiting van (meer dan) 80 ampère en is ten onrechte uitgegaan van de door [geïntimeerde] zelf erkende datum van de vervanging op 11 november 2012, aldus Enexis.
9.35
Dit betoog slaagt. [geïntimeerde] heeft erkend dat hij de hoofdzekering van 25 ampère heeft vervangen door een metalen (m8) bout. Enexis heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hierdoor de afnamecapaciteit wordt verhoogd tot meer dan 80 ampère en dat die hoeveelheid de maximale afnamecapaciteit is die aan [geïntimeerde] in rekening kan worden gebracht gedurende een periode van één jaar voorafgaand aan 27 november 2012.
9.36
[geïntimeerde] heeft naar voren gebracht dat hij op 27 november 2012 aan een medewerker van Enexis heeft medegedeeld dat de hoofdzekering bij gelijktijdig gebruik van wasmachine, droger en koffieautomaat op 11 november 2012 is gesprongen en dat de bedoelde metalen bout toen als noodmaatregel is aangebracht, maar gesteld noch gebleken is dat hij dit op of omstreeks 11 november 2012 al aan Enexis heeft gemeld. Ook overigens zijn er geen aanknopingspunten voor dit verweer. [geïntimeerde] heeft in zoverre niet voldaan aan de op hem rustende motiveringsplicht omdat door vervanging van de zekering meer ampères kunnen worden afgenomen en de zekering in die zin is gemanipuleerd (zie rov. 9.19).
9.37
Daarbij komt dat het niet valt uit te sluiten dat de metalen (m8) bout al aanwezig was op het moment dat de hoofdzekering volgens [geïntimeerde] op 11 november 2012 sprong. Het elektriciteitsverbruik was immers in de periode van 5 mei 2010 tot 25 mei 2011 laag en [geïntimeerde] heeft hiervoor geen afdoende verklaring gegeven, terwijl vaststaat dat hij zelf de hoofdzekering van 25 ampère heeft vervangen door een metalen (m8) bout. Ook op dit onderdeel heeft [geïntimeerde] niet voldaan aan de op hem rustende motiveringsplicht. Gelet hierop komt de omstandigheid dat in deze procedure niet precies kan worden vastgesteld op welke datum de elektriciteitsmeter is gemanipuleerd en dit dus ook één jaar voorafgaand aan 27 november 2012 kan zijn geweest, voor rekening en risico van [geïntimeerde] . Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
9.38
Het verweer van [geïntimeerde] dat hij bij de (her)aansluiting in juli 2018 de volledige kosten voor een heraansluiting van € 605,00 heeft voldaan baat hem niet. Betaling van kosten voor heraansluiting neemt niet weg dat hij gehouden is om de door Enexis gestelde schade van € 1.358,75 voor een afnamecapaciteit van (meer dan) 80 in plaats van 25 ampère te vergoeden. De omstandigheid dat [geïntimeerde] niet de (afname)capaciteit van zijn elektriciteitsaansluiting wilde verhogen, niet bij machte was om de bij het plaatsen van een nieuwe hoofdzekering door Enexis in rekening te brengen kosten te voldoen en niet de intentie had om te frauderen met de afnamecapaciteit maakt dit oordeel niet anders.
9.39
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Enexis tot betaling van schade wegens de afnamecapaciteit ten onrechte is toegewezen tot een bedrag van € 65,00. Het hof zal het beroepen vonnis in zoverre vernietigen en de vordering van Enexis tot betaling van een bedrag van € 1.358,75 alsnog toewijzen.
9.4
Grief 2 van Enexis slaagt.
Slotsom en proceskostenveroordeling
9.41
De slotsom is dat het bestreden vonnis van 11 april 2018 niet in stand kan blijven. Het hof zal dit vonnis vernietigen voor zover [geïntimeerde] is veroordeeld om aan Enexis een bedrag van € 865,97 te betalen. De vordering van Enexis zal alsnog worden toegewezen tot een bedrag van € 2.159,72 (dat is het bedrag van € 865,97 verminderd met € 65,00 en vermeerderd met € 1.358,75), te vermeerderen met de onweersproken gevorderde wettelijke rente vanaf 27 november 2012, waarbij ervan uit wordt gegaan dat Enexis bij de verschuldigdheid van dit bedrag rekening houdt met de betalingen die [geïntimeerde] al heeft gedaan.
9.42
Partijen zijn in principaal hoger beroep over en weer in het gelijk en ongelijk gesteld. Het hof ziet daarin aanleiding de proceskosten in principaal hoger beroep te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in incidenteel hoger beroep worden veroordeeld in de proceskosten van Enexis.

10.De uitspraak

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover [geïntimeerde] is veroordeeld om aan Enexis te betalen een bedrag van € 865,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 november 2012 tot de dag van de volledige betaling;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Enexis van een bedrag van € 2.159,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 27 november 2012 tot de dag van voldoening;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in principaal hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Enexis op € 787,00 aan salaris advocaat;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, M.E. Smorenburg en A.L. Bervoets en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 april 2021.
griffier rolraadsheer