[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres 1] .
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde (diefstal door middel van braak, verbreking en/of inklimming) en de verdachte veroordeeld - deels zakelijk weergegeven - ter zake van:
- vernieling (het onder 1 subsidiair tenlastegelegde);
- diefstal door middel van braak (het onder 2 primair tenlastegelegde);
- ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (het onder 3 tenlastegelegde),
tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen, met aftrek van voorarrest, en tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast is bij vonnis waarvan beroep de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
In eerste aanleg heeft de politierechter de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. In hoger beroep heeft de benadeelde partij [benadeelde] zich niet opnieuw gevoegd in de strafprocedure. Derhalve is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde;
- het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, de onder 2 primair tenlastegelegde diefstal (met vrijspraak van de daarbij tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid van braak, verbreking en/of inklimming) en het onder 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen, met aftrek van voorarrest, en tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest voor de duur van 1 dag (naar de maatstaf van 2 uren per in verzekering doorgebrachte dag).
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde algehele vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geoordeeld en een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 28 juni 2019 te [locatie 1] een buitenboordmotor, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 juni 2019 te [locatie 1] opzettelijk en wederrechtelijk, een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 juni 2019 te [locatie 1] in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, [locatie 1] , bij een ander, te weten bij [benadeelde] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.
zij op of omstreeks 13 juli 2019 te [locatie 1] , een hoeveelheid koper, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 juli 2019 te [locatie 1] opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 juli 2019 te [locatie 1] in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, [locatie 1] , bij een ander, te weten bij [locatie 1] en/of [benadeelde] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
3.
zij op of omstreeks 2 september 2019 te [locatie 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastelegde
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal van een buitenboordmotor, omdat het volgens de advocaat-generaal de vraag is of het mogelijk is om de buitenboordmotor via het vernielde raam, waar tralies voor zitten, naar buiten te brengen.
De raadsman heeft eveneens vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit.
Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat het bewijs voor het onder 1 primair tenlastegelegde te kort schiet en daarom zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:
Anders dan de advocaat-generaal, heeft de raadsman bepleit dat de verdachte ook dient te worden vrijgesproken van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde vernieling. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier geen bewijs bevat dat de verdachte de vernieling heeft gepleegd, nu de verdachte dit heeft ontkend en er veel verschillende mensen op het [locatie 1] komen die het raam wellicht hebben vernield.
Het hof overweegt omtrent dit verweer als volgt.
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van onder meer vernieling van een ruit, gepleegd te [locatie 1] tussen 28 juni 2019, 22:00 uur en 29 juni 2019. Hij heeft verklaard dat hij op 28 juni 2019 te 22:00 uur het pand dat bekend staat als het [locatie 1] en dat ligt op het [locatie 1] ( hof: te [locatie 1] ), afsloot. Op 29 juni 2019 te 10.00 uur ontdekte hij onder meer dat een ruit naast de deur was vernield. Op een radiator achter de plaats van binnenkomst zag [benadeelde] opgedroogd bloed.
Er is vervolgens door de politie een forensisch onderzoek ingesteld, waarbij op meerdere plekken in het pand op bloed gelijkende sporen zijn aangetroffen. Onder meer bloed op het traliewerk aan de binnenkant van het raam en bloed op de radiator zijn door de politie veiliggesteld. Deze sporen bleken vervolgens, kort gezegd, te matchen met de verdachte.
De verdachte heeft verklaard dat ze een pand op het [locatie 1] door een ingeslagen raam is binnengaan, maar zij heeft ontkend dat zij de ruit heeft vernield. Volgens de verdachte was de ruit al vernield en gaat zij ervan uit dat zij zich bij het inklimmen van het pand aan de scherven die zich nog in de sponning van het raam bevonden moet hebben verwond.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte ook daadwerkelijk degene is geweest die de ruit heeft vernield, zodat de verdachte ook van het 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde, het onder 2 primair tenlastegelegde en het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. meer subsidiair
zij op of omstreeks 28 juni 2019 te [locatie 1] in het besloten lokaal, [locatie 1] , bij een ander, te weten bij [benadeelde] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
2 . primair
zij op 13 juli 2019 te [locatie 1] een hoeveelheid koper, dat aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
zij op 2 september 2019 te [locatie 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,2 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit:
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juli 2019, dossierpagina's 6-8, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde] :
(Dossierpagina 6)
Het incident vond plaats tussen 28 juni 2019 te 22:00 uur en 29 juni 2019 te 10:00 uur op de [adres 2] .
Dit pand is bekend als [locatie 1] . Het is eigendom van de [eigenaar pand] en ik heb het in gebruik. Op de eerst vermelde datum en tijd heb ik het pand afgesloten en in goede orde verlaten. Op de tweede vermelde datum en tijd ontdekte ik dat men een ruit naast de deur aan de voorzijde van het pand had vernield. Door de ontstane opening en door het traliewerk heen, heeft men toegang tot het pand verkregen. Op een radiator achter de plaats van binnenkomst zag ik opgedroogd bloed. Dit was op de eerst vermelde datum en tijd zeker nog
niet daar aanwezig.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] ) d.d. 2 juli 2019, dossierpagina's 17-19, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] :
(Dossierpagina 17)
Op 1 juli 2019 kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] .
(Dossierpagina 18)
Het pand was op de [adres 2] betrof een bedrijfspand op het [locatie 1] .
Staande voor het betreffende pand zag ik dat een ruit gedeeltelijk was afgedicht met een houten plaat. De aangever gaf mij aan dat hij deze gemonteerd had nadat hij vernomen had dat de ruit gebroken was, waardoor de betreffende ruimte in het pand toegankelijk werd gemaakt. Achter deze betreffende ruit bevond zich een houten traliewerk. In het bedrijfspand zag ik meerdere op bloed gelijkende sporen, op het traliewerk, de radiator en op de vloer(bedekking).
Ik had, de twee bloedsporen die zich op de radiator [AALA8255NL] en het traliewerk [AALA8254NL] (nadat ik hier een positief resultaat op heb verkregen door middel van de Tetra-Basetest), veiliggesteld.
Biologische sporen
SIN:AALA8254NL
Spooromschrijving: bloed
Plaats veiligstellen: traliewerk binnenkant raam.
(Dossierpagina 19)
SIN: AALA8255NL
Spooromschrijving: bloed
Plaats veiligstellen: radiator.
3.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag met bijlage d.d. 6 augustus 2019, nummer 2019.07.25.129, opgemaakt door de NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek H.J. van Paassen, dossierpagina’s 22-25, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
(Dossierpagina 22)
Het in Tabel 1 vermelde sporenmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek. In Tabel 1 staat vermeld of van het onderzochte sporenmateriaal een DNA-profiel is verkregen dat binnen het HVC-traject geschikt is voor een handmatige vergelijking of opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Indien binnen deze zaak meerdere matchende DNA-profielen zijn verkregen, dan wordt maar een DNA-profiel opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Indien een DNA-profiel is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, dan staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn.
(Dossierpagina 23)
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN en omschrijving
Code
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AALA8254NL#01
Bloed
Nee
DNA-profiel van een vrouw
[verdachte]
Kleiner dan één op één miljard
AALA8255NL#01
Ja
DNA-profiel van een vrouw
[verdachte] (zie ‘DNA-databank’)
Kleiner dan één op één miljard
In Tabel 2 staat vermeld welk DNA-profiel is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. In de laatste kolom staat vermeld of, en zo ja onder welk DNA-profielcluster, matches met dit DNA-profiel zijn geregistreerd. Wanneer er een match is gevonden met het DNA-profiel van een persoon, dan staat de naam van deze persoon vermeld in de kolom 'Celmateriaal kan afkomstig zijn van'.