Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Provincie Limburg,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Bij het antwoord op de vraag of de weg voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld, en deze niet gebrekkig is, komt het derhalve aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of deze, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op de voorkoming van gevaar of personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Deze maatstaven komen overeen met de ‘kelderluikcriteria’ (vgl. HR 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283).
“Deze doelstellingen gelden in het bijzonder voor het tegengaan van ongevallen waarbij bestuurders van motorvoertuigen naast de rijbaan komen”. Daaruit is naar het oordeel van het hof niet af te leiden dat een smalle wegberm tussen een Rijksweg en een fietspad, zoals in deze zaak volgens de overgelegde foto’s aan de orde is, niet hoeft te voldoen aan de CROW-richtlijnen. Dat de doelstellingen
in het bijzondergelden voor motorvoertuigen omdat daarvoor vanwege hun grotere snelheid, in het algemeen meer gevaar uitgaat van voorwerpen in de wegberm, maakt niet dat fietsers aan deze richtlijnen geen aanspraken kunnen ontlenen. Het uitgangspunt van de richtlijnen is namelijk dat de berm op een veilige manier ruimte moet bieden aan voertuigen die van de rijbaan raken om te kunnen stoppen. Fietsers zijn volgens artikel 1 RVV ook voertuigen. Door de aanwezigheid van de RWS-banden was er ter hoogte van het perceel [adres] in ieder geval geen veilige uitwijkmogelijkheid. Daar komt bij dat de heer [coördinator en adviseur van de wegentiteit op het gebied van verkeersveiligheid van de Provincie] van de Provincie volgens zijn mail van 4 februari 2015 ook van mening is dat vanuit verkeersveiligheidsoogpunt de twee stukken RWS-banden hier nooit geplaatst hadden moeten worden. Het hof gaat er dan ook van uit dat door het plaatsen van de RWS-band in de berm tussen de rijweg en het fietspad, de berm geen veilige uitwegplek meer vormde voor voertuigen waardoor de CROW-richtlijnen zijn geschonden. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de inrichting van de weg niet voldeed aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden gesteld mogen worden. Aldus heeft de Provincie een veiligheidsnorm geschonden. Dit heeft gevolgen voor de bewijslastverdeling omdat daarmee de zogenoemde omkeringsregel in beeld komt.
6.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren, hij die stukken op de roldatum 14 april 2020 in het geding dient brengen,
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 31 maart 2020(twee weken na arrestdatum), waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;