Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het voortgezette geding in hoger beroep
- de memorie van grieven, tevens houdende akte wijziging van eis (met producties);
- de memorie van antwoord, tevens incidenteel appel (met producties);
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel (met producties);
- akte in het principaal en het incidenteel appel aan de zijde van HZ (met producties);
- akte in het principaal en in het incidenteel appel (aan de zijde van [appellant] ).
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
een redelijke tijdkunnen voltooien (
cursief:hof). Bij de invulling van het begrip 'redelijke tijd' heeft de rechtbank vervolgens aangeknoopt bij artikel 7.3 lid 6 Whw, hoewel deze bepaling aan de Whw is toegevoegd nádat HZ het besluit tot beëindiging heeft genomen, namelijk bij nota van wijziging van 31 januari 2014 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33840, nr. 5). Krachtens die bepaling worden, als het bestuur besluit een opleiding te beëindigen, de studenten in de gelegenheid gesteld hun opleiding zonder onderbreking te vervolgen, waarbij een termijn in acht wordt genomen die ten hoogste de voor de betrokken studenten resterende, aan de studielast van de opleiding gerelateerde studieduur vermeerderd met een jaar bedraagt. Hoewel HZ met grief 6 in het incidenteel hoger beroep opkomt tegen deze door de rechtbank gevolgde 'invulling' van het begrip 'redelijke tijd', stelt HZ aan het slot van de toelichting op de grief dat zij in materiele zin heeft voldaan aan het in 2014 in werking getreden artikel 7.3, lid 6 Whw. Evenals de rechtbank zoekt het hof aansluiting bij de 'redelijke tijd' van artikel 7.3 lid 6 Whw, aangezien dit een kennelijk breed gedragen codificering en verduidelijking is van dit begrip, en evenmin is gesteld of gebleken dat daarbij sprake is geweest van een wijziging van inzicht met betrekking tot de inspanningsverplichting van een onderwijsinstelling op dit punt. De grief kan derhalve niet slagen.