Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5628571 CV EXPL 17-52)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties 1 tot en met 3;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring en memorie van antwoord met producties 1 tot en met 5;
- de herstelversie na kennelijke verschrijving namen van de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring en memorie van antwoord met producties 1 tot en met 5;
- de akte uitlating productie van [geïntimeerde] met productie 6 (een ‘Opgave waardering partnerpensioen [geïntimeerde] ’);
- het pleidooi gehouden op 13 november 2019, waarbij [appellante] een pleitnota, en [geïntimeerde] een pleitnota met twee aanvullende producties (waaronder een berekening) heeft overgelegd;
- de bij brief van 23 oktober 2019 door [appellante] toegezonden productie 12 en de bij brieven van 29 en 30 oktober 2019 (opnieuw) door [geïntimeerde] toegezonden producties 6 tot en met 8, die partijen bij het pleidooi bij akte in het geding hebben gebracht.
3.De beoordeling
Artikel 12: Pensioen
Artikel 2 – Arbeidsvoorwaarden; deelnemingsplicht
Naam echtgeno(o)t(e)/partner” de naam van [geïntimeerde] en bij “
Handtekening echtgeno(o)t(e)/partner” een handtekening.
I. dat de handtekening op de afstandsverklaring niet die van haar is;
de werknemer van de werkgever, die een dienstverband voor onbepaalde tijd heeft aangegaan’ (art. 1). [overleden partner van geintimeerde] voldeed aan deze definitie. In het pensioenreglement is bepaald dat het reglement deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden tussen werkgever en de deelnemer (art. 2 (1)). Hieruit volgt dat [overleden partner van geintimeerde] deelnemer is geworden aan de pensioenregeling van [appellante] . Hij had jegens [appellante] aanspraak op de pensioenregeling zoals vastgelegd in het pensioenreglement.