Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
Miljoen, [2] dat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die rechtstreeks verband houden met de inning van het dividend. [3] Verder heeft de rechtbank overwogen dat de totale belastingdruk op het dividend het gevolg is van de parallelle uitoefening van belastingbevoegdheid van Nederland en België, dat deze belastingheffingen niet op elkaar zijn afgestemd en dat belanghebbende op grond van het gemeenschapsrecht (bedoeld zal zijn: het unierecht) geen afdwingbaar recht heeft op voorkoming van dubbele belasting. [4]
Miljoen, irrelevant of en zo ja in hoeverre belanghebbende kosten heeft gemaakt in verband met de inning van de dividenden. Met die kosten wordt immers in de eindheffing (van inkomstenbelasting) op gelijke wijze rekening gehouden bij binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen. [12] Ten slotte geldt voor buitenlandse belastingplichtigen die in een belastingverdragsstaat als België woonachtig zijn, anders dan voor binnenlandse belastingplichtigen, de begrenzing van de Nederlandse belastingheffing over dividenden tot een percentage van 15% over het brutobedrag van die dividenden. [13] Van een verschil in behandeling ten nadele van belanghebbende is geen sprake.
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de rechtbank.