Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Floriskollektie BV tevens h.o.d.n. Priveekollektie,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geintimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
[geintimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het geding in hoger beroep
- het tussenarrest van 22 mei 2018 waarin pleidooi is bepaald;
- de bij brief van 5 december 2018 door Priveekollektie toegezonden producties, die bij het pleidooi in het geding zijn gebracht;
- de bij brief van 14 december 2018 door [appellante] toegezonden producties, die bij het pleidooi in het geding zijn gebracht;
- de bij brief van 18 december 2018 door Priveekollektie toegezonden productie tegen indiening waarvan [appellante] bezwaar heeft gemaakt;
- het pleidooi, gehouden op 19 december 2018 waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de aanhouding van het pleidooi teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een schikking te beproeven, waarbij tevens is bepaald dat het pleidooi zou worden voortgezet op 26 maart 2019 indien partijen geen schikking zouden treffen;
- de bij brief van 11 maart 2019 door Priveekollektie op voorhand toegezonden akte tot eisvermeerdering met producties 58 tot en met 68 (incl. USB-stick);
- het bij bericht van 14 maart 2019 door [appellante] ingediende bezwaar tegen indiening van deze akte en het verzoek aan het hof om, voorafgaande aan de voortzetting op het bezwaar te beslissen;
- het bericht van de griffier van het hof aan partijen van 19 maart 2019 dat niet voorafgaande aan de zitting een beslissing wordt gegeven;
- het verzoek van [appellante] van 21 maart 2019 om de voortzetting van het pleidooi aan te houden;
- het bericht van de griffier van het hof van 25 maart 2019 dat het hof dit verzoek afwijst;
- het door [appellante] ingediende wrakingsverzoek van 25 maart 2019;
- de beslissing van de wrakingskamer van 2 mei 2019 waarbij het verzoek is afgewezen;
- de bij brief van 14 oktober 2019 van [appellante] aan het hof toegezonden producties 52 HB tot en met 60 HB;
- de bij brief van 15 oktober 2019 door Priveekollektie op voorhand aan het hof toegezonden akte tot eisvermeerdering met de producties, zoals eerder al bij brief van 11 maart 2019 toegezonden;
- de brief van 17 oktober 2019 van [appellante] waarin de eerder aangegeven bezwaren tegen de akte worden gehandhaafd;
- de voortzetting van het pleidooi op 30 oktober 2019, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
6.De beoordeling
[webadres]”, aan [appellante] medegedeeld dat het bedrag die ochtend was overgemaakt en dat deze betaling is gedaan voor 15 light blubs á € 380,00 ex BTW zoals afgesproken.
€ 3.500,00 en € 6.783,00; totaal: € 10.283,00) van gedaagden te gelden hebben als onverschuldigd aan [appellante] betaald en dat deze bedragen mitsdien verrekenbaar zijn met door Priveekollektie aan [appellante] verschuldigde gelden;
€ 1.789,61, zijnde de kosten van de onrechtmatige beslagleggingen inclusief griffierecht, althans enig ander bedrag aan beslagkosten dat de kantonrechter in conventie toewijst, althans enig ander bedrag dat door de kantonrechter redelijk wordt geacht mede gelet op de beslagkosten die ten onrechte zijn gemaakt ten laste van [geintimeerde 2] en [geintimeerde 3] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 6.000,00 per blub of vaas die zij niet retourneert,
€ 500,00 en eenmaal € 436,10, totdat het bedrag van € 1.936,10 is voldaan,
- de door haar onder 1 en 2 gevorderde verklaringen voor recht,
- het onder 6 gevorderde bevel tot overname van de vloer,
- de vordering onder 8 zijnde de veroordeling van [appellante] tot voldoening van de kosten van beslaglegging en
- hetgeen onder 9 is gevorderd, zijnde de intrekking van de aangifte.
ECLI:NL:HR:2006:AV0050 (https://www.navigator.nl/document/id24220060428c05053hradmusp?anchor=id-242_2006-04-28_c05-053hr__usp)heeft overwogen, ligt het voor de hand in gevallen als deze ter voorziening in de leemte die de wet heeft gelaten, aansluiting te zoeken bij de regeling voor verwijzing naar een andere rechter van gelijke rang, zoals die voorkwam in art. 157b lid 4 (oud) Rv en thans is te vinden in
art. 71 lid 5 (https://www.navigator.nl/document/idb729132fbe728e52d8eec657d86a70c4)en
art. 110 lid 3 (https://www.navigator.nl/document/id6ab4ccefc0a17cd9c41a79ef532a1dbf)Rv, welke laatstgenoemde bepalingen hogere voorziening tegen een verwijzing binnen de rechtbank door of naar de kantonrechter, respectievelijk verwijzing uit hoofde van relatieve onbevoegdheid, uitsluiten. Derhalve moet worden aangenomen dat ook tegen een verwijzing naar de kantonrechter geen hogere voorziening openstaat en dat de rechter naar wie de zaak is verwezen, aan die verwijzing is gebonden.
€ 28.668,33. Bij dagvaarding in eerste aanleg heeft [appellante] gesteld dat zij deze facturen heeft betaald. In de onderhavige procedure maken de kosten voor de stoel geen deel uit van de rechtsstrijd tussen partijen.
ECLI:NL:HR:2009:BI8771 (https://www.navigator.nl/document/id1a9967e483879ef6c7e561dea1f41a40?anchor=id-533bd5244e3b554f1c668525b7274c04), heeft aanvaard: een vermeerdering van eis na het tijdstip van de memorie van grieven of antwoord kan toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden
ende eisvermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat – indien dan nog mogelijk – een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil
alsnogaan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Deze uitzonderingssituatie doet zich hier niet voor. Op de nu voorliggende geschilpunten kan en wordt aan de hand van de juiste en volledige gegevens beslist. De onderhavige eisvermeerdering strekt er dan ook niet toe te voorkomen dat het geschil aan de hand van de inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken gegevens zou moeten worden beslist. Voorts behoeft geen nieuwe procedure te worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Bovendien mag de eisvermeerdering op grond van de aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad niet in strijd komen met de eisen van een goede procesorde. Deze eisvermeerdering komt daarmee in strijd. Het pleidooi dat op 19 december 2018 is gehouden, is aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen tussen partijen, waarna de zitting werd voortgezet om partijen in de gelegenheid te stellen alsnog re- en dupliek te nemen. Deze eiswijzigingen na genoemd pleidooi acht het hof in strijd met een goede procesorde.