In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aftrek van specifieke zorgkosten door belanghebbende. De rechtbank had eerder geoordeeld dat belanghebbende geen recht had op aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten die zijn gedaan voor extra gezinshulp. Belanghebbende, die in 2015 een Wajong-uitkering ontving, had een bedrag van € 3.348 in aftrek gebracht voor zorgkosten, maar de inspecteur van de Belastingdienst had deze aftrek gecorrigeerd. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor aftrek, omdat er geen gedagtekende facturen waren overgelegd voor de verleende zorg door zijn ouders. Het hof bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen, aangezien hij op de hoogte was van de voorwaarden voor aftrek. Het hof concludeerde dat de inspecteur niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld en dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.