Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7436949 \ CV EXPL 18-8263)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
waaraan deze niet in der minne een einde wil maken,zullen zich veelal tot de verhuurder wenden met het verzoek – ingeval zij huurder zijn met een beroep op het hun toekomende huurgenot – stappen te nemen om de overlast te doen eindigen.
Alsdanzal voor hem op grond van de redelijkheid en billijkheid jegens zijn huurders resp. op grond van hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt jegens andere omwonenden een verplichting kunnen bestaan alles te doen wat in zijn vermogen ligt om de stoornis te beëindigen. Een effectieve wijze van beëindiging bestaat in ontbinding van de huurovereenkomst op grond van een tekortkoming van de huurder jegens de verhuurder, gevolgd door ontruiming van het gehuurde. (HR 16 oktober 1992 (ECLI:NL:HR:1992:ZC0719, NJ 1993, 167 Van Gent/Wijnands).
“(…) Uw cliënt heeft de woning geaccepteerd zoals deze was bij de oplevering met deze coniferenhaag. Als partijen hierin verandering willen brengen, zullen ze dit in onderling overleg moeten regelen.”.