4.1De rechtbank heeft in rov. 2 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld. Deze feiten zijn in hoger beroep niet bestreden. Het hof zal daarom uitgaan van deze feiten. Voor de leesbaarheid van dit arrest, volgt nu een opsomming van deze feiten.
( a) De man heeft op 1 mei 2009 een woning gekocht aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De man is enig eigenaar van de woning. Ter financiering van de woning heeft de man een hypothecaire geldlening afgesloten bij de ING ter hoogte van € 301.000,--. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de resterende hoofdsom van die lening nog € 193.671,--.
( b) Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben in de woning samengewoond van 1 januari 2011 tot 1 juli 2016 en, na een onderbreking van een aantal maanden, van oktober/november 2016 tot 15 juni 2018.
( c) Op 29 december 2011 hebben partijen een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten (inl. dv., prod. 5), waarin onder andere het volgende is opgenomen:
“(…)
VERGOEDINGSRECHTEN
Artikel 5:
Indien aan het vermogen van een partij een waarde is onttrokken ten behoeve van de andere partij, heeft deze jegens de andere partij recht op een vergoeding gelijk aan de waarde ter hoogte van de onttrekking. Het bedrag is direct opeisbaar, tenzij redelijkheid en billijkheid zich tegen directe opeisbaarheid verzetten.
Partijen stellen te dien aanzien vast dat door [de vrouw] een bedrag van vijfendertigduizend euro (€ 35.000,00) is geïnvesteerd in een verbouwing van de door hen thans gezamenlijk bewoonde woning.
Dit bedrag is opeisbaar indien de woning tijdens de samenwoning wordt vervreemd, op het tijdstip der vervreemding, dan wel bij het einde van de overeenkomst als bedoeld in artikel 16.
(…)
WAARDEVERREKENING WONING
Artikel 15:
Partijen komen overeen om de waardevermeerdering of de waardevermindering die tijdens de samenwoning optreedt met betrekking tot de woning die bij de aanvang van de samenwoning eigendom is van een van hen of door een van hen tijdens de samenwoning alleen in eigendom is verkregen, bij helft te delen of te dragen. Deze verrekening vindt, indien de woning tijdens de samenwoning wordt vervreemd, plaats op het tijdstip van vervreemding, dan wel bij het einde van de overeenkomst.
EINDE
Artikel 16:
Deze overeenkomst eindigt op het tijdstip dat partijen in onderling overleg vaststellen, alsmede:
door opzegging door een partij, in welk geval de overeenkomst eindigt op het tijdstip dat in de opzegging is aangegeven;
(…)
(…)
(…)
AFWIKKELING/ARBITRAGE
Artikel 18:
(…)
2. Indien een partij in verband met de verdeling of verrekening aan de wederpartij een bedrag in geld moet voldoen, is de schuldenaar, indien daartoe gewichtige redenen bestaan, gerechtigd het bedrag in maximaal vijf gelijke jaarlijkse termijnen te voldoen.
Over het nog niet betaalde deel van het verschuldigde is de schuldenaar een rentevergoeding verschuldigd gelijk aan de wettelijke rente.
(…)”
( d) Op 28 februari 2012 heeft de vrouw met eigen vermogen een bedrag van € 103.829,00 afgelost op de hypothecaire schuld van de man.
( e) Op 11 december 2017 hebben partijen een aanvullende notariële samenlevingsovereenkomst gesloten (inl. dv., prod. 6) waarin onder andere, en voor zover van belang, het volgende is opgenomen:
“(…)
Verklaringen vooraf:
(…)
Thans wonen de verschenen personen [de man en de vrouw, hof] wederom samen en hebben zij verklaard dat zij de bepalingen als vastgelegd in voormeld samenlevingscontract (opmerking rechtbank: samenlevingsovereenkomst van 29 december 2011) te beschouwen als ware zij herleven tussen hen.
Tevens zijn zij in aanvulling op voormeld samenlevingscontract nog als volgt overeengekomen.
(…)
Vergoedingsrechten:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 5 van voormeld samenlevingscontract verklaren partijen dat door de verschenen persoon [de vrouw] uit eigen vermogen een bedrag van (…) (€ 103.829,00) is afgelost op de hypothecaire schuld van de verscheen (sic) [de man] aan de bank, te weten de naamloze vennootschap ING Bank N.V. (…) en waarvoor de woning aan de [adres] te [woonplaats] hypothecair is verbonden.
Op grond hiervan heeft de [vrouw] genoemd een vordering groot (…) (€ 103.829,00) op de [man], welke vordering opeisbaar is op de momenten als bedoeld in artikel 5 van voormeld samenlevingscontract.
(…)”
( f) Op 15 juni 2018 is de relatie en de samenwoning tussen partijen definitief verbroken.
( g) De aan de man in eigendom toebehorende woning is verkocht. De overwaarde van de woning (de netto-verkoopopbrengst) is, na opheffing van het in opdracht van de vrouw op de woning gelegde beslag, in depot gegeven bij een notaris.
De procedure voor de rechtbank