Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en een productie, ingekomen ter griffie op 13 november 2019;
- het verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep met één bijlage, ingekomen ter griffie op 27 december 2019;
- het verweerschrift in het incidentele appel met één productie, ingekomen ter griffie op 14 januari 2020;
- een brief van [de werknemer] met bijlage II, ingekomen ter griffie op 18 augustus 2020;
3.De beoordeling
op 02-05-2019 ben jij zonder toestemming van de dienstdoende manager naar huis gegaan, waarbij jou is gewaarschuwd dat dit als werkweigering zou worden gezien. Jij hebt deze waarschuwing echter in de wind geslagen. Werkweigering is de reden van dit ontslag (...)”.
a. voor recht te verklaren dat het gegeven ontslag op staande voet onterecht is gegeven doordat hier geen geldende reden aan ten grondslag lag; en
b. McDonald’s te veroordelen tot betaling van:
- een billijke vergoeding van € 6.140,52;
- een gefixeerde schadevergoeding van € 2.046,84; en
- de (resterende) transitievergoeding van € 215,45 bruto (in totaal € 8.402,81), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontslag, onder overlegging van een deugdelijke bruto-netto specificatie; en
McDonald’s heeft in een voorwaardelijk tegenverzoek, indien en voor zover wordt geoordeeld dat McDonald’s terecht een ontslag op staande voet heeft gegeven, samengevat, verzocht om bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [de werknemer] te veroordelen tot terugbetaling van € 1.074,06 wegens het onverschuldigd betalen van de transitievergoeding;
II. [de werknemer] te veroordelen tot betaling aan McDonald’s van de gefixeerde schadevergoeding van € 1.980,81;
De kantonrechter heeft de door [de werknemer] verzochte verklaring voor recht gegeven (rov. 6.1) en McDonald’s veroordeeld tot betaling aan [de werknemer] van:
- het restant van de transitievergoeding van € 215,45 bruto (rov. 6.3) en
- een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.046,45 bruto (rov. 6.4);
te vermeerderen met de wettelijke rente zoals vermeld in het dictum van de beschikking;
en veroordeeld om aan [de werknemer] :
- de opleidingskosten terug te betalen tot een bedrag van € 584,62 netto (rov. 6.5);
- een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken (rov. 6.6).
De kantonrechter heeft het voorwaardelijk tegenverzoek van McDonald’s afgewezen en McDonald’s veroordeeld in de proceskosten, aan de kant van [de werknemer] vastgesteld op nihil.
1. het door [de werknemer] ingestelde verzoek alsnog af te wijzen;
[de werknemer] heeft het hof verzocht een billijke vergoeding toe te kennen van € 6.140,52 bruto, gelijk aan zes maandsalarissen, omdat de arbeidsovereenkomst vanaf de datum van het ontslag op 3 mei 2019 nog (tenminste) tot en met 31 oktober 2019 had moeten doorlopen.
€ 2.046,45 bruto. [de werknemer] wordt zo afdoende gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van McDonald’s. [de werknemer] heeft gesteld dat McDonald’s zich verwijtbaar heeft gedragen door Burger King te informeren en mee te doen aan roddel en achterklap. Daargelaten dat McDonald’s dit heeft betwist, en dat dus niet tussen partijen vast staat, kunnen deze omstandigheden hier geen rol spelen omdat die dateren van na het ontslag.