ECLI:NL:GHSHE:2020:2953
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van niet te goeder trouw zijn en onvoldoende nakoming van verplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Oost-Brabant om de appellante toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had eerder op 24 juni 2020 het verzoek van de appellante afgewezen, omdat zij niet te goeder trouw zou zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. De appellante had een totale schuldenlast van € 74.952,73, waaronder preferente belastingschulden en een terugvorderingsschuld aan het UWV. Het hof oordeelde dat de appellante onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zou kunnen nakomen. Het hof verwees naar de psychosociale problematiek van de appellante en het ontbreken van relevante verificatoire bescheiden die haar financiële situatie in de afgelopen vijf jaar konden onderbouwen. Het hof concludeerde dat de appellante niet had aangetoond dat zij een saneringsgezinde houding had aangenomen, en dat zij de belangen van haar schuldeisers lange tijd had veronachtzaamd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees het verzoek van de appellante af.