3.1.In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter in 2.1 tot en met 2.17 vastgesteld van welke feiten wordt uitgegaan. Met grief 1 in principaal hoger beroep wordt deze vaststelling bestreden. Hierna zal blijken dat deze grief slechts gedeeltelijk slaagt. Het hof gaat grotendeels uit van dezelfde feiten als de kantonrechter. Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1.Tot 2012 was [de werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1957, samen met de heer [naam 1] (tevens werknemer van Solid Air) aandeelhouder van [afbouwsystemen] Afbouwsystemen B.V. In 2012 heeft de heer [bestuurder] (verder te noemen [bestuurder] ) met zijn vennootschap [industrie] Industrie B.V. 57,5% van de aandelen in [afbouwsystemen] Afbouwsystemen B.V. overgenomen. De vennootschap ging daarmee onderdeel uitmaken van de [industrie] Industrie Group. De naam van de vennootschap is vervolgens gewijzigd in Solid Air Klimaatplafonds B.V.
3.1.2.Gelijktijdig met de verkoop van de aandelen is [industrie] Industrie B.V. benoemd als bestuurder van Solid Air Klimaatplafonds B.V. en is [de werknemer] afgetreden als bestuurder van Solid Air Klimaatplafonds B.V. [de werknemer] is vervolgens aangesteld in de functie van Business Unit Manager, tegen een salaris van laatstelijk € 5.672,53 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten op basis van een 40-urige werkweek.
3.1.3.Het dienstverband van [de werknemer] is in december 2012 – om administratieve redenen – overgeheveld naar Solid Air. Solid Air maakt ook onderdeel uit van de [industrie] Industrie Group; [industrie] Industrie B.V. is eveneens bestuurder (en enig aandeelhouder) van Solid Air. Enig bestuurder van de [industrie] Industrie Group is [bestuurder] .
3.1.4.Solid Air is een onderneming die zich met haar producten richt op het binnenklimaat van gebouwen. De werkzaamheden werden verricht vanuit een vestiging in [plaats 1] . Hier werkten in totaal 5 mensen, waaronder [de werknemer] . Ook de vrouw van [de werknemer] , [de vrouw van de werknemer] , was werkzaam bij Solid Air, in de functie van Office Manager. [de werknemer] had de dagelijkse leiding over de vestiging in [plaats 1] .
3.1.5.In de periode 2012 tot 2016 was er sprake van een verlieslatende situatie bij Solid Air. Het jaar 2016 werd afgesloten met een positief resultaat. De stijgende lijn heeft zich in 2017 niet voortgezet. [bestuurder] heeft vervolgens besloten de calculatie- en verkoopafdeling te centraliseren in de groep en over te plaatsen van [plaats 1] naar [plaats 2] , waar ook de administratie van de andere vennootschappen van de [industrie] Industry Group gevestigd is. Ook besloot [bestuurder] om de productie van gipsklimaatplafonds te centraliseren en over te hevelen naar [plaats 3] , waar de productie van de andere vennootschappen van de [industrie] Industry Group plaatsvindt.
3.1.6.[bestuurder] en [de werknemer] hebben in september 2017 over het voorgaande gesproken. [de werknemer] heeft [bestuurder] in dat gesprek ook gevraagd of hij naast zijn werkzaamheden voor Solid Air samen met een vriend een bedrijf zou mogen beginnen. [bestuurder] heeft aangegeven daar niet mee in te kunnen stemmen. De vriend van [de werknemer] (de heer [vriend] ) heeft vervolgens, op 6 november 2017, alleen een bedrijf opgericht, [onderneming] B.V. (verder te noemen: [onderneming] ). Volgens de omschrijving in de KvK betreffen de activiteiten van [onderneming] ‘Het assembleren, prefabriceren en monteren van alle soorten afbouw, interieurwerkzaamheden, projectorganisatie, advisering, inkoop- en verkoop van aanverwante artikelen; alsmede holding- en financieringsactiviteiten.’
3.1.7.Solid Air heeft in het kader van een opdracht voor het project " [project 1] " te Amsterdam werkzaamheden uitbesteed aan [onderneming] .
3.1.8.In 2017 is het verlies van Solid Air circa € 32.000,-, in 2018 is het verlies opgelopen tot circa € 350.000,-. [bestuurder] heeft besloten tot volledige sluiting van Solid Air te [plaats 1] en de activiteiten van Solid Air volledig over te hevelen naar [plaats 2] (voor alle kantoorzaken) en [plaats 3] (voor de productie). Door de sluiting van de vestiging in [plaats 1] verrichtte [de werknemer] vanaf december 2018 zijn werkzaamheden vanuit huis.
3.1.9.In de periode van half februari 2019 tot april 2019 is [bestuurder] nagenoeg afwezig geweest in verband met vakantie.
3.1.10.Op 29 april 2019 heeft [de werknemer] zich ziekgemeld. Solid Air heeft de ziekmelding niet geaccepteerd. Solid Air heeft met een brief van 29 april 2019 medegedeeld die ziekmelding ‘in portefeuille te houden’ en de niet gewerkte dagen als verlofdagen aan te merken. Solid Air heeft de betaling van het salaris over de maand mei 2019 opgeschort. Vervolgens is een stroom van correspondentie tussen partijen op gang gekomen waarin [de werknemer] bij herhaling heeft gevraagd om inschakeling van een bedrijfsarts in zijn woonomgeving, omdat hij in verband met ziekte niet in staat was ver te reizen, en Solid Air is blijven vasthouden aan het bezoeken van een bedrijfsarts in Groningen (ca. 250 kilometer van de woonplaats van [de werknemer] ). Uiteindelijk is [de werknemer] op 6 juni 2019 in de gelegenheid gesteld een bedrijfsarts in zijn woonomgeving te bezoeken. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat sprake is van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte, en dat daarnaast sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Solid Air heeft de loonbetaling niet hervat. Bij brief van 13 juni 2019 heeft Solid Air medegedeeld daartoe niet over te gaan. Bij dagvaarding van 21 juni 2019 heeft [de werknemer] Solid Air gedagvaard in kort geding en gevorderd dat Solid Air wordt veroordeeld tot (onder andere) betaling van achterstallig salaris.
3.1.11.[bestuurder] is een onderzoek gestart naar het handelen van [de werknemer] en de betrokkenheid van [de werknemer] bij [onderneming] .
3.1.12.Bij brief van 2 augustus 2019 heeft Solid Air [de werknemer] op staande voet ontslagen. Solid Air schrijft in deze brief:
“Zeer recentelijk hebben wij meerdere mails uit uw zakelijk mailbox boven water gekregen. Deze mails wekken zeer sterk het vermoeden dat u gedurende uw dienstverband (nog tot vlak voor uw afmelding) concurrerende activiteiten c.q. nevenwerkzaamheden hebt verricht (in naam van [onderneming] Project B.V.), en daarmee schade berokkent aan onze organisatie.
Naar aanleiding van een zorgvuldige bestudering van de inhoud van de mails en de inwinning van juridisch advies, kom ik tot de slotsom dat uw handelswijze zoals hiervoor weergegeven een dringende reden oplevert in de zin van artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek op grond waarvan wordt overgegaan tot ontslag ex artikel 7:677 Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang komt te eindigen.
Wij beschouwen de hierboven beschreven dringende reden als ernstig verwijtbaar handelen, zodat uwerzijds geen aanspraak bestaat op enige vorm van vergoeding.”
3.1.13.Bij kort-geding-vonnis van 8 augustus 2019 is Solid Air veroordeeld tot (onder andere) betaling aan [de werknemer] van het salaris over mei en juni 2019 en het vakantiegeld.
3.1.14.Solid Air is op 16 augustus 2019 overgegaan tot uitbetaling van het salaris over de maanden mei en juni 2019, alsmede het vakantiegeld. Solid Air heeft op 16 augustus 2019 tevens de eindafrekening en de salarisstrook over juli 2019 aan [de werknemer] doen toekomen; het bedrag dat [de werknemer] toekomt op basis van de eindafrekening ( € 3.948,68 netto) alsmede het salaris over juli 2019 (€ 3.363,22 netto) heeft Solid Air verrekend met een vordering die zij claimt te hebben op [de werknemer] in verband met de naheffingsaanslag van de loonheffing over de jaren 2014 t/m 2018.
De verzoeken in eerste aanleg, de bestreden beschikking, de verzoeken in hoger beroep
3.2.1.[de werknemer] heeft in eerste aanleg verzocht om toekenning van een billijke vergoeding, de transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. Aan deze verzoeken heeft hij ten grondslag gelegd – kort gezegd – dat het ontslag op staande voet niet voldoet aan de eisen van artikel 7:677 BW, doordat de dringende reden ontbreekt, het ontslag niet onverwijld gegeven is en de dringende reden niet onverwijld is medegedeeld aan hem. De opzegging is daardoor gedaan in strijd met artikel 7:671 BW. Verder heeft hij aangevoerd dat vanwege de handelwijze van Solid Air in de opzegging heeft berust. [de werknemer] heeft aanspraak gemaakt op de volgende bedragen:
- € 450.000,- bruto als billijke vergoeding;
- € 73.515,96 bruto als transitievergoeding;
- € 18.379,- bruto als vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst;
- de wettelijke rente over die bedragen;
- € 5.672,53 bruto exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten als achterstallige salaris over juli 2019;
- € 8.566,12 bruto als volledige eindafrekening;
- wettelijke verhoging en de wettelijke rente over deze laatste twee bedragen,
- € 10.000,- netto als immateriële schadevergoeding.
Verder heeft [de werknemer] verzocht Solid Air te veroordelen tot verstrekking van deugdelijke bruto/netto-specificaties op straffe van een dwangsom en tot betaling van een vergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand, met veroordeling van Solid Air in de proceskosten.
3.2.2.Solid Air heeft verzocht [de werknemer] te veroordelen tot betaling van de oplegde naheffing loonbelasting en premies volksverzekeringen Belastingdienst, voor zover dit bedrag niet reeds door verrekening is voldaan. Tevens heeft Solid Air verzocht om [de werknemer] te veroordelen tot betaling van de door de Belastingdienst opgelegde vergrijpboetes ter zake de opgelegde naheffingen. Daarnaast heeft Solid Air verzocht om [de werknemer] te veroordelen tot betaling van boetes in verband met het overtreden van artikel 9 van de arbeidsovereenkomst (het verbod op nevenactiviteiten) en artikel 10 van de arbeidsovereenkomst (het geheimhoudingsbeding). Solid Air heeft aanspraak gemaakt op de volgende bedragen:
a. a) € 9.553,35 aan naheffing loonbelasting en premies volksverzekeringen, althans € 14.239,65 indien Solid Air niet gerechtigd was de naheffing loonbelasting en premies volksverzekeringen te verrekenen met het loon en de eindafrekening;
b) € 4.467,- aan vergrijpboete;
c) € 81.500,- aan boetes wegens overtreding van artikel 9 van de arbeidsovereenkomst;
d) € 25.000,- aan boetes wegens overtreding van artikel 10 van de arbeidsovereenkomst;
e) wettelijke rente over deze laatste twee bedragen.
Verder heeft Solid Air verzocht
( f) voor recht te verklaren dat Solid Air gerechtigd is tot verrekening.
Tot slot heeft Solid Air verzocht [de werknemer] te veroordelen in de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.
3.2.3.Partijen hebben verweer gevoerd tegen elkaars verzoeken.
3.2.4.Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de verzoeken van [de werknemer] afgewezen.
Op de hiervoor in 3.3.2 genoemde verzoeken van Solid Air heeft de kantonrechter de volgende beslissingen genomen:
ad a) toegewezen tot een bedrag van € 3.628,35;
ad b) toegewezen;
ad c) toegewezen tot een bedrag van € 10.000,-;
ad d) toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-;
ad e) toegewezen;
ad f) afgewezen.
De kantonrechter heeft [de werknemer] veroordeeld in de proceskosten van zowel de verzoeken als de tegenverzoeken, waaronder de nakosten en rente.
3.2.5.De verzoeken van [de werknemer] in hoger beroep zijn dezelfde als zijn hiervoor weergegeven verzoeken in eerste aanleg. Daarnaast heeft [de werknemer] in hoger beroep verzocht om Solid Air te veroordelen tot terugbetaling van de bedragen tot betaling waarvan hij door de kantonrechter is veroordeeld, met veroordeling van Solid Air in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.6.Solid Air heeft in incidenteel hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover de kantonrechter de verzoeken c en d heeft afgewezen en voorwaardelijk, voor het geval het principale hoger beroep slaagt met betrekking tot de verrekening van de loonheffing en premies volksverzekeringen, [de werknemer] te veroordelen tot betaling van € 14.239,65, met veroordeling van [de werknemer] in de proceskosten.
3.2.7.Partijen hebben ook in hoger beroep verweer gevoerd tegen elkaars verzoeken.
De grieven van beide partijen
3.3.1.De grieven van [de werknemer] hebben betrekking op de vaststelling van de feiten (grief 1), de vraag of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven en wat de reden was, (grief 2, grief 4, grief 7) de juistheid van de dringende reden / de aan [de werknemer] gemaakte verwijten (grief 3), hoor/wederhoor (grief 5), de persoonlijke omstandigheden van [de werknemer] (grief 6), de afwijzingen van de verzoeken om de transitievergoeding (grief 8), een billijke vergoeding (grief 9) en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging (grief 10), de afwijzing van het verzoek om een immateriële schadevergoeding (grief 11), de afwijzing van het verzoek om kosten rechtsbijstand (grief 12), de loonheffing en de vergrijpboete (grief 14, grief 15, grief 16), de boetes wegens overtreding van de artikelen 9 en 10 van de arbeidsovereenkomst (grief 17, grief 18) en de proceskostenveroordeling (grief 13 en grief 19).
3.3.2.Zoals hiervoor al is vermeld slaagt grief 1 slechts gedeeltelijk. Immers, uit de toelichting op de grief blijkt niet op welke onderdelen de feitenvaststelling onjuist is geweest, behoudens hetgeen de kantonrechter als feit heeft vastgesteld over het beginnen van een eigen bedrijf. Op dat punt is de feitenvaststelling aangepast. Verder kan het hof [de werknemer] niet volgen in zijn klacht dat de feitenvaststelling summier is geweest. Deze is zeer uitvoerig geweest. Niet alle door [de werknemer] genoemde feiten zijn relevant voor de beoordeling van het geschil. Het hof heeft slechts wat betreft hetgeen is gebeurd rondom de arbeidsongeschiktheid van [de werknemer] de feiten aangevuld. In zoverre slaagt de grief.
3.3.3.De grieven van Solid Air hebben betrekking op de boetes wegens overtreding van de artikelen 9 en 10 van de arbeidsovereenkomst (grief 1, grief 2) en op de naheffing loonbelasting en premies volksverzekering (voorwaardelijke grief 3).
3.3.4.Het hof zal de grieven zoveel mogelijk gezamenlijk per onderwerp bespreken. Vanwege het slagen van grieven (zoals hierna zal blijken) zal het hof ook de stellingen en verweren uit de eerste aanleg in de beoordeling betrekken.
Het ontslag op staande voet
3.4.1.Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW dient de reden voor een ontslag op staande voet onverwijld te worden medegedeeld. Volgens vaste rechtspraak moet de mededeling de werknemer in staat stellen zijn standpunt met betrekking tot het ontslag te bepalen. Voor de werknemer moet aanstonds duidelijk zijn welke reden tot het ontslag op staande voet heeft geleid en mag over die reden, gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid geen enkele twijfel bestaan (vgl. o.m. HR 23 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0939, NJ 1993, 504). 3.4.2.Volgens [de werknemer] kwam het ontslag op staande voet voor hem onverwacht en was voor hem niet duidelijk waarom hij op staande voet werd ontslagen. Dat standpunt heeft [de werknemer] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ingenomen. Uit het in eerste aanleg ingediende verzoekschrift blijkt niet dat de verwijten die in de loop van de procedure door Solid Air zijn geuit, eerder voor [de werknemer] duidelijk waren. [de werknemer] heeft ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat hij de ontslagbrief niet begreep.
Het hof volgt [de werknemer] in dat standpunt om de navolgende redenen.
3.4.3.Zoals hier is vermeld (3.1.15) heeft Solid Air [de werknemer] met een brief van 2 augustus 2019 op staande voet ontslagen vanwege
‘het vermoeden dat u gedurende uw dienstverband (nog tot vlak voor uw afmelding) concurrerende activiteiten c.q. nevenwerkzaamheden hebt verricht (in naam van [onderneming] Project B.V.), en daarmee schade berokkent aan onze organisatie.’In de ontslagbrief is daarbij gerefereerd aan
‘meerdere mails uit uw zakelijk mailbox’.
3.4.4.De brief is verstuurd zonder dat [de werknemer] over het voorgenomen ontslag op staande voet is gehoord. Hoewel dat geen vereiste is voor een geldig ontslag op staande voet, neemt de werkgever daarmee een groter risico dat de reden niet aanstonds duidelijk is.
3.4.5.Op het moment dat Solid Air de brief stuurde, was [de werknemer] al vanaf 29 april 2019 niet meer werkzaam wegens ziekte. Kort vóór de ziekmelding waren er problemen in de samenwerking tussen partijen en hadden [bestuurder] en [de werknemer] discussies over diverse projecten en de wijze waarop [de werknemer] zijn werkzaamheden verrichtte en hoe hij zich opstelde. Solid Air heeft niet aangevoerd dat zij [de werknemer] toen ook heeft aangesproken op het verrichten van concurrerende activiteiten of nevenwerkzaamheden. Ná de ziekmelding hebben partijen nog wel contact met elkaar gehad, (zij hebben veel gecorrespondeerd over het bezoeken van de bedrijfsarts en het loon, zie 3.1.10) maar gesteld noch gebleken is dat Solid Air toen duidelijk heeft gemaakt dat zij vermoedde dat [de werknemer] concurrerende activiteiten of nevenwerkzaamheden verrichtte. Zij heeft ook niet aangevoerd dat zij [de werknemer] toen heeft aangesproken op zijn relatie met [onderneming] . Ook uit de brief van Solid Air van 13 juni 2019 die is verstuurd nadat de bedrijfsarts [de werknemer] volledig arbeidsongeschikt achtte, blijkt dat niet. In die brief wordt gesproken over ‘de bij uw cliënt bekende thema’s (betreffende onder andere het ontbreken van administratie, missende schrootopbrengsten, het lekken van vertrouwelijke informatie, het oneigenlijk gebruik van bedrijfsmachines en –materialen)’. Deze verwijten zijn eveneens onduidelijk en het betreffen deels andere verwijten dan aan de orde. In ieder geval corresponderen deze verwijten niet met de in de ontslagbrief omschreven verwijten. Evenmin kan het hof Solid Air volgen in haar betoog dat zij het vermoeden van concurrerende werkzaamheden al tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding aan de orde heeft gesteld. Weliswaar zijn in dat kort geding producties overgelegd die Solid Air in deze procedure ook in het geding heeft gebracht, maar volgens [de werknemer] zijn toen de schrootopbrengsten en de auto van de zaak aan de orde gesteld en het doorspelen van een klus bij C&A en heeft de rechter die het kort geding beoordeelde medegedeeld die producties niet van belang te achten voor de beoordeling van de loonvordering. Wanneer de in dit geding aan de orde zijnde verwijten ook al in de conclusie van antwoord in het kort geding aan de orde zouden zijn gesteld, dan had het voor de hand gelegen dat Solid Air die conclusie van antwoord had overgelegd. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft Solid Air haar stellingen c.q. haar verweer op dit punt onvoldoende gemotiveerd en gaat het hof hieraan voorbij.
3.4.6.Solid Air voert terecht aan dat zij niet al op het moment van het ontslag op staande voet bewijzen hoefde te hebben van de reden voor het ontslag. Ook hoefde zij niet meteen al aan te geven op welke e-mails zij doelde. Wat wél van haar verlangd werd, is dat zij bij het opgeven van de reden zodanig concreet was dat [de werknemer] wist wat hem nu eigenlijk werd verweten. Uit de brief kan dat onvoldoende worden opgemaakt en aangezien er niet eerder over is gesproken, kan het hof er niet vanuit gaan dat [de werknemer] redelijkerwijs kon of had kunnen begrijpen wat Solid Air bedoelde. Anders dan Solid Air kennelijk meent, hoefde [de werknemer] niet om opheldering te verzoeken over de ontslagredenen. Uit de hiervoor aangehaalde rechtspraak blijkt dat het de taak van Solid Air als werkgever was om daar aanstonds duidelijk over te zijn.
3.4.7.Solid Air heeft in haar in eerste aanleg ingediende verweerschrift een nadere toelichting gegeven op de dringende reden. Concreet heeft Solid Air aangevoerd dat [de werknemer] [het hof volgt de nummering die Solid Air heeft gegeven]:
2) ten minste tweemaal werkzaamheden heeft uitbesteed aan [onderneming] voor een te hoge prijs;
3) bedrijfsgevoelige informatie van Solid Air heeft gedeeld met [onderneming] ;
4) bedrijfsmiddelen van Solid Air kosteloos heeft verstrekt aan [onderneming] ;
5) één potentiële opdracht van een klant van Solid Air zonder medeweten van Solid Air heeft doorgespeeld aan [onderneming] .
Dat dit ernstige verwijten zijn, indien zij komen vast te staan, staat buiten kijf, maar deze verwijten zijn niet zonder meer te beschouwen als het verrichten van concurrerende activiteiten of nevenwerkzaamheden. Slechts met een toelichting op de gestelde werkwijze van [de werknemer] valt te begrijpen waarom Solid Air deze verwijten beschouwde als het verrichten van concurrerende activiteiten of nevenwerkzaamheden.