Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en één producties (en de bestreden beschikking), ingekomen ter griffie op 25 november 2019;
- het verweerschrift inclusief incidenteel hoger beroep met twee producties en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 28 januari 2020;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 7 februari 2020;
3.De beoordeling
binnen de grenzen die door de appellant zijn getrokken in het beroepschrift, alle in eerste instantie door partijen betrokken stellingen (voor zover niet prijsgegeven) alsnog of opnieuw in de beoordeling worden betrokken.
“Op 18 juli 2019 heeft [Area Salesmanager 1] aan [de werknemer] medegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen omdat hij producten uit de shop heeft genuttigd zonder daarvoor te betalen.”(zie 2.10 bestreden beschikking). [de werknemer] heeft geen grief daartegen gericht zodat het hof dit als uitgangspunt neemt.
niet directheeft afgerekend, maar dat hij
nietheeft afgerekend. De reden voor het ontslag is ook niet dat [de werknemer] in strijd heeft gehandeld met het bedrijfsreglement. Het hof verwijst naar de hiervoor genoemde ontslagreden (3.5.1). Dat betekent overigens niet dat het bedrijfsreglement of beleid geen enkele rol speelt of kan spelen bij de beoordeling van het ontslag.
4.De beslissing
uiterlijk binnen vier weken na heden;
uiterlijk vier weken daarnate reageren;