ECLI:NL:GHSHE:2020:2587

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
20-003511-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en herbeoordeling straf in hoger beroep wegens afpersing met bijzondere aandacht voor omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren voor afpersing. De rechtbank had de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft het beroep in behandeling genomen en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een hogere straf heeft gevorderd. De verdediging heeft echter gepleit voor een lagere straf, met argumenten over de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen en het feit dat hij zich zelf bij de politie heeft gemeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank verzuimd heeft om artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, wat heeft geleid tot de gedeeltelijke vernietiging van het vonnis. Het hof heeft de straf opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval, er ook verzachtende omstandigheden zijn. De verdachte heeft geen relevante justitiële voorgeschiedenis en heeft inmiddels hulp ontvangen van verschillende instanties. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf te bevestigen, maar met een aanvulling van de strafoverwegingen, en heeft de opgelegde straf van twee jaren bevestigd, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

De beslissing van het hof houdt rekening met de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer, maar ook met de verantwoordelijkheid die de verdachte heeft genomen door zich bij de politie te melden. Het hof heeft de straf niet verhoogd, maar heeft wel de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de verdachte benadrukt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003511-19
Uitspraak : 17 augustus 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 5 november 2019 in de strafzaak met parketnummer
03-659234-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake afpersing tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Voorts is de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat dit onderdeel van het vonnis in hoger beroep niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
Door de verdediging is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust.
De rechtbank heeft evenwel verzuimd om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Om die reden zal het hof het vonnis vernietigen ten aanzien van de straf en deze opnieuw bepalen, met aanvulling van de strafoverweging.
Aanvullende strafoverweging
Door de verdediging is in hoger beroep naar voren gebracht dat de zaak enkel is opgelost doordat verdachte zelf naar de politie is gegaan om een bekennende verklaring af te leggen. Het delict was een wanhoopsdaad, omdat verdachte geen uitweg zag voor zijn financiële problemen. Bij de overval is geen fysiek geweld gebruikt en de gasten hebben er niets van meegekregen. Het spijt verdachte dat dit is gebeurd. Momenteel heeft verdachte een inkomen (uitkering) en ontvangt hij hulp en steun van de reclassering, van een werkcoach, van een schuldhulpverlener en van MOVEOO. Verder dient mee te spelen dat verdachte geen relevante justitiële voorgeschiedenis heeft en dat het feit inmiddels drie jaar geleden is gepleegd. Om deze redenen stelt de verdediging voor om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden op te leggen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op (een medewerker van) een casino.
Enerzijds is aan het hof uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet gebleken van een doorleefd spijtgevoel van verdachte richting het slachtoffer. Anderzijds houdt het hof bij de strafoplegging wel rekening met het feit dat verdachte zichzelf bij de politie heeft gemeld en daarmee verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad. Om die reden zal het hof geen gevolg geven aan de door de advocaat-generaal gevorderde hogere straf.
Het hof ziet echter in hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, mede gelet op de ernst en aard van het feit en de gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad, geen aanleiding om mee te gaan met het voorstel van de verdediging en verenigt zich voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf met het oordeel van de rechtbank.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, het vonnis waarvan beroep voor het overige zulks met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. R.R. Everaars-Katerberg, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 17 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. J.F. Dekking en M.A.M. Wagemakers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.