“3.7. Vast staat dat het overleg van de aandeelhouders en de RvC van [verweerster] op 10 juli
2019 in ieder geval heeft geleid tot een voorgenomen besluit tot ontslag en de gronden
daarvoor heeft [verweerster] neergelegd in de toelichting, die gevoegd was bij de agenda voor de
volgende AVA. [verzoeker] heeft echter gesteld dat er mogelijk op 10 juli 2019 door
[verweerster] ook al een besluit omtrent zijn positie als statutair directeur is genomen. Overwogen
dat, nog afgezien van het feit dat [verweerster] het ontslag van [verzoeker] niet baseert
op een mogelijk op 10 juli 2019 genomen besluit, dit niet kan leiden tot enig negatief
rechtsgevolg voor [verzoeker] alleen al omdat zo’n besluit vanwege het niet horen van
[verzoeker] op een procedureel onjuiste wijze tot stand zou zijn gekomen. Daarmee
komt in beginsel het belang aan dit verzoek te ontvallen. Daar komt nog bij dat, hoewel
[verzoeker] bij schrijven van 13 augustus 2019 inhoudelijk verweer heeft gevoerd
tegen het voorgenomen ontslag, hij in deze procedure heeft nagelaten aan te geven waarom
de gronden, die hebben geleid tot zijn ontslag, jegens hem onrechtmatig zouden (kunnen)
zijn. Het vorenstaande klemt temeer nu [verweerster] vennootschapsrechtelijk een relatief grote
vrijheid toekomt een of meer van haar statutaire bestuurders te ontslaan.