ECLI:NL:GHSHE:2020:2231

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
200.279.367_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van het einde van de wettelijke schuldsaneringsregeling zonder schone lei en niet-ontvankelijkheid van de beschermingsbewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellant, hierna te noemen [appellant]. De beschermingsbewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. L.P.W. Zanders, had in hoger beroep verzocht om vernietiging van het vonnis van de rechtbank Limburg van 2 juni 2020, waarin was geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had geen schone lei verleend aan [appellant] en de beschermingsbewindvoerder was van mening dat deze beslissing onterecht was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2020 heeft [appellant] zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat zijn tekortkomingen deels te wijten waren aan psychische problemen, waaronder ADHD en ADD. Hij heeft erkend dat hij fouten heeft gemaakt, maar vroeg om een laatste kans om zijn goede bedoelingen te tonen. De bewindvoerder heeft echter volhard in haar standpunt dat de schuldsaneringsregeling zonder schone lei moest eindigen, gezien de ernst van de tekortkomingen van [appellant].

Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat de gedragingen van [appellant], waaronder het verwerven van zwarte inkomsten, niet konden worden gerechtvaardigd door zijn psychische problemen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de beschermingsbewindvoerder niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, terwijl [appellant] als mede-appellant werd beschouwd en ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 16 juli 2020
Zaaknummer : 200.279.367/01
Zaaknummer eerste aanleg : [zaaknummer eerste aanleg]
in de zaak in hoger beroep van:
[beschermingsbewindvoerder] handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder,
advocaat: mr. L.P.W. Zanders te Horst,
In haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [appellant] .
(te beschouwen als ) appellant

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg (zittingsplaats Maastricht) van 2 juni 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 juni 2020, heeft de beschermingsbewindvoerder verzocht voormeld vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
primair: de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen eindigt, waarbij aan [appellant] een schone lei zal worden verleend;
subsidiair: de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen voor een nader door het hof te bepalen duur zal worden verlengd.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juli 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de beschermingsbewindvoerder, bijgestaan door mr. Zanders.
- [appellant] , eveneens bijgestaan door mr. Zanders die ter zitting heeft aangegeven (ook) op te treden voor [appellant] .
- mevrouw [bewindvoerder] (hierna te noemen de bewindvoerder).
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 mei 2020;
- de reactie van de bewindvoerder van 22 juni 2020;
- het indieningsformulier van de advocaat van [appellant] d.d. 30 juni 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnis van 15 mei 2017 is ten aanzien van [appellant] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) bij wijze van eindoordeel in verband met het verstrijken van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [appellant] geen “schone lei” is verleend.
De rechtbank heeft daarbij onder meer overwogen:

De saniet heeft in ieder geval tijdens zijn ziekmelding zwart gewerkt, maar mogelijk
daarvoor ook al. De bewindvoerder heeft namelijk bewijs gevonden dat de saniet via
facebook en via whatsapp in contact treedt met klanten en ook met hen onderhandelt over de
prijs. Daarbij heeft hij de naam [naam] gebruikt. De saniet ontkent in eerste
instantie - het zou gaan om een vriendendienst - maar gaandeweg de zitting blijkt hij toch
meermaals klussen voor onbekenden te hebben gedaan, ook tegen betaling. Saniet heeft die
inkomsten verzwegen voor de bewindvoerder en gebruikt om leuke dingen met zijn
kinderen te doen (zoals een bezoek aan de Efteling), aangezien het leefgeld daarvoor niet
toereikend is. Hij vindt dat hij dit voor zijn kinderen moet doen.
(...)
Wel is het zwart werken, of dit nu tegen betaling gebeurt of niet, in strijd
met de regels van de schuldsaneringsregeling. Helemaal nu dit niet is gemeld bij de
bewindvoerder en dit ook nog eens is gedaan in de periode dat de saniet een ZW-uitkering
ontvangt. Dat is fraude die mogelijk ook gevolgen kan hebben voor de ZW-uitkering als het
UWV achter deze praktijken komt. Ook indien de klussen gratis worden verricht, terwijl het
gaat om op geld waardeerbaar werk. leidt dit tot benadeling van zijn schuldeisers omdat de
boedel dit geld is misgelopen.
3.3.
De beschermingsbewindvoerder (en ook [appellant] , vergelijk hieronder onder 3.4.) kan/kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij is/zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen. De beschermingsbewindvoerder heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[appellant] stelt zich primair op het standpunt dat de periode sinds eind 2019, waarin hij verkeerde beslissingen gemaakt heeft, niet (volledig) aan hem toegerekend kan
worden. Het is evident dat er bij hem sprake is van terugkerende persoonlijkheidsproblematiek, psychische problemen en hij heeft altijd te kampen met klachten in de vorm van ADHD en ADD. [appellant] is al sinds 2009 bezig met de impact van en het proberen vrij te geraken van zijn schulden. Dit vergt heel veel van hem. Hij was echter bijna zo ver, dat hij dit WSNP traject mét een schone lei had kunnen afronden. Echter doordat hij recentelijk fouten heeft gemaakt in de naleving van de aan hem opgelegde verplichtingen in het kader van de WSNP, is die schone lei hem door de rechtbank ontzegd.
Indien er sprake is van een tekortkoming dient echter te worden beoordeeld of deze aan de
schuldenaar kan worden toegerekend. Zoals hiervoor reeds aangegeven is het, gelet op het
ziektebeeld van de man, nog maar zeer de vraag of de tekortkomingen hem (volledig) kunnen worden toegerekend. [appellant] stelt zich primair op het standpunt dat dat niet het geval is.
3.3.1.
[appellant] begrijpt inmiddels echter ook dat wat hij heeft gedaan (los van de omstandigheden) niet acceptabel is en heeft er dan ook alles voor over om in elk geval nog een kans te krijgen zijn goede bedoelingen en zijn volledige inzet voor het doen slagen van de WSNP te tonen. Hij begrijpt dat dit moment nu echt laatste waarschuwing en een duidelijk keerpunt moet zijn, wil hij nog zicht houden op een toekomst die niet meer door zijn schulden wordt beheerst.
Subsidiair verzoekt [appellant] om hem nog één laatste kans te geven, zulks onder de belofte dat hij echt niet nogmaals de fout in zal gaan en dat hij daar alle hulp die hij vinden kan bij zal aanvaarden, opdat hij gedurende een verlengde periode van de WSNP kan
bewijzen dat hij de schone lei waard is.
3.4.
Hieraan is door en namens [appellant] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
[appellant] geeft aan helemaal achter de inhoud van het ingediende beroepschrift te staan en dat dit moet worden beschouwd mede namens hem te zijn ingediend.
Er is het afgelopen jaar veel gebeurd waardoor [appellant] een klap heeft opgelopen. Zijn moeder is overleden en zijn broer lag met hartproblemen in het ziekenhuis. Hij heeft beslissingen genomen waar hij spijt van heeft.
De partner van [appellant] die ook in de wsnp zit had hem gewaarschuwd, maar hij had er maling aan. [appellant] gaat weer in behandeling want hij heeft hulp nodig. Er zijn inderdaad visspullen verkocht zonder dat de bewindvoerder dat wist. Of [appellant] in aanmerking komt voor een WIA-uitkering is nog niet bekend. Het is in behandeling bij het UWV. Op dit moment ontvangt hij een ziektewetuitkering. Het UWV is nog niet op de hoogte gebracht van het zwartwerken.
Het is een bewuste roekeloze en ondoordachte actie geweest. Hij heeft echter nooit de intentie gehad zijn schuldeisers te benadelen. Er zijn geen buitensporige uitgaven gedaan. Er is alleen gespaard uit het vrij te laten bedrag voor een andere auto vanwege de kinderen en ziekenhuisbezoeken.
Er is geen sprake geweest van drugsgebruik. Dat was wel het geval in 2012. Er is alleen sprake van adhd en psychische klachten.
3.5.
De bewindvoerder heeft in haar reactie van 22 juni 2020 volhard in haar standpunt tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder verlening van de schone lei.
3.5.1.
Hieraan is door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
Er is onvoldoende overtuiging. Afgevraagd kan worden of de schuldeisers baat hebben bij een verlenging. De omvang van de inkomsten uit zwartwerken is niet bekend, dus de hoogte van de benadeling is niet vast te stellen. Ingeval van een WIA-uitkering zijn er niet meer inkomsten te verwachten. Uit de stukken blijkt dat op 24 juni 2020 mogelijk nog sprake was van drugsgebruik. De boedelachterstand heeft de beschermingsbewindvoerder inmiddels ingelopen.
De ontvankelijkheid
3.6.
Zoals uit de inhoud van de processtukken blijkt heeft de beschermingsbewindvoerder op eigen naam – in de hoedanigheid van wettelijk beschermingsbewindvoerder van [appellant] - hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank d.d. 2 juni 2020, waarbij het de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] is beëindigd zonder verlening van de schone lei. In het op 25 mei 2012 door de Hoge Raad gewezen arrest (ECLI:NL:HR:2012:BV4010) is evenwel overwogen dat het indienen van een verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken niet behoort tot de in art. 1:441 BW bedoelde taak van de beschermingsbewindvoerder, zodat deze de schuldenaar niet in rechte vertegenwoordigt bij de indiening van het verzoek. Voorts is door de Hoge Raad overwogen dat ditzelfde geldt voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de afwijzing van een dergelijk verzoek. Naar het oordeel van het hof geldt zulks evenzeer voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen een beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder verlening van de schone lei.
[beschermingsbewindvoerder] , handelend onder de naam [handelsnaam] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Gelet op de uitlatingen terzake van [appellant] zal hij als mede-appellant worden beschouwd en is hij ontvankelijk in het hoger beroep.
De inhoudelijke beoordeling
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
3.7.2.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt heeft geoordeeld dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] dient te worden beëindigd zonder verlening van de schone lei. De rechtbank heeft daarbij terecht overwogen dat [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten in het voldoen aan de verplichtingen voortvloeiende uit de
schuldsaneringsregeling en wel zodanig dat die tekortkomingen niet buiten beschouwing
kunnen blijven.
Het hof overweegt in dat verband dat [appellant] door zijn gedragingen, te weten het verwerven van zwarte inkomsten terwijl op hem de schuldsaneringsregeling van toepassing was en het vervolgens buiten het zicht van de bewindvoerder houden van deze inkomsten waardoor de schuldeisers zijn benadeeld, in het geheel geen blijk heeft gegeven over een saneringsgezinde houding te beschikken. Naar het oordeel van het hof is in de medische omstandigheden van [appellant] (ADHD of een andere stoornis) geen overtuigende rechtvaardiging te vinden voor de gedragingen van [appellant] . In de voorhanden stukken omtrent de psychische problematiek van [appellant] is dit niet te lezen. Stukken die dit wel zouden aantonen ontbreken. Voor het overige ziet het hof ook geen causaal verband tussen deze gedragingen van [appellant] en zijn persoonlijke problematiek. Daar komt nog bij dat blijkens het proces-verbaal in eerste aanleg [appellant] heeft toegegeven dat hij er op dat moment, ondanks de waarschuwingen van zijn partner, maling aan had dat hij zwarte inkomsten verdiende.
Naar het oordeel van het hof kunnen de hiervoor beschreven gedragingen aan [appellant] worden toegerekend.
3.7.3.
Op zich is ingevolge HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2935 verlenging van de termijn van schuldsanering ook mogelijk na afloop van de looptijd als in het toelatingsvonnis vermeld.
Het hof acht echter evenals de rechtbank geen termen aanwezig om de termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling te verlengen. Daarvoor acht het hof de toerekenbare tekortkomingen van [appellant] in het kader van de aan hem opgelegde uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen te ernstig en daarmee onvoldoende te compenseren.
3.8.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart [beschermingsbewindvoerder] , handelend onder de naam [handelsnaam] niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.K.N. Vos, A.P. Zweers-van Vollenhoven, en T. van der Valk en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2020.