Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
toevoeging Hof;artikel 10a AWR in samenhang met] artikel 15 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 was belanghebbende gehouden, zodra zij constateerde dat over de onderhavige jaren te weinig belasting was betaald, bij wijze van suppletie alsnog de juiste en volledige gegevens te verstrekken. Belanghebbende had dit kunnen doen bij het opstellen van de jaarrekeningen, maar heeft dit niet gedaan, waardoor het aan haarzelf te wijten is dat de naheffingsaanslagen zo laat zijn opgelegd. De rechtbank acht op grond hiervan van een schending van het rechtszekerheid- of vertrouwensbeginsel, waarop belanghebbende zich beroept, temeer geen sprake. De omstandigheid dat de inspecteur verklaard heeft dat belanghebbende de aangegeven omzetbelasting heeft betaald leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarmee kan de inspecteur geen vertrouwen gewekt hebben met betrekking tot de niet-aangegeven omzetbelasting. Ten slotte verwerpt de rechtbank het beroep van belanghebbende op het overtreden van het verbod van détournement de pouvoir, nu zij dit op geen enkel wijze onderbouwd heeft. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank geen sprake van strijd met het zorgvuldigheids- of vertrouwensbeginsel of met enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en verwerpt daarmee ook de zesde grief van belanghebbende.”
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover het betreft de bij beschikking over elk van de jaren 2011 tot en met 2013 opgelegde boete;
- vernietigt de boetebeschikkingen;
- handhaaft de naheffingsaanslagen OB voor de jaren 2011 tot en met 2014 en de bij elke naheffingsaanslag gegeven rentebeschikking;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het hof van, in totaal, € 852 vergoedt; en
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank en het hof van € 2.100.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).