Uitspraak
het Huis van Bewaring te [vestigingsplaats] ,
raadsman: mr. P.J. Zandt, advocaat te Amsterdam,
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
In het licht van al deze feiten en omstandigheden en naar objectieve maatstaven gemeten is de afwijzende beslissing op het aanhoudingsverzoek volgens de raadsman zodanig onbegrijpelijk, dat deze afwijzing niet anders kan worden verstaan dan als blijk gevend van vooringenomenheid.
De beslissing tot afwijzing van het aanhoudingsverzoek is volgens verzoeker wat betreft dit punt, in het licht van alle geschetste feiten en omstandigheden, zodanig onbegrijpelijk te noemen dat de schijn van partijdigheid dan wel vooringenomenheid is gewekt, mede omdat de voorzitter van de strafkamer tijdens de hieromtrent gevoerde discussie ter terechtzitting van 2 juni 2020 moest ‘lachen’ (zie pagina 7 van het proces-verbaal van de terechtzitting).
De afwijzende beslissing van het hof is in het licht van al deze omstandigheden en naar objectieve maatstaven zodanig onbegrijpelijk dat daardoor de schijn wordt gewekt dat deze door vooringenomenheid is genomen, aldus verzoeker.
3.Het standpunt van de raadsheren
4.Het requisitoir van de advocaat-generaal
5.Beoordeling van het wrakingsverzoek
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. drs. M.J.C. Pieterse, leden, bijgestaan door mr. lic. J.N. van Veen, griffier.