ECLI:NL:GHSHE:2020:1999

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
19/00352
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak en aanslag onroerendezaakbelastingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Steenbergen tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 mei 2019, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond verklaarde. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 397.000 per waardepeildatum 1 januari 2016, maar de rechtbank verlaagde deze waarde naar € 369.000. De heffingsambtenaar en belanghebbende hebben tijdens de zitting op 24 juni 2020 bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over de WOZ-waarde van de woning, die nu op € 369.000 is vastgesteld. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart zowel het hoger beroep van de heffingsambtenaar als het incidenteel hoger beroep van belanghebbende ongegrond. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 juli 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 19/00352
Uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Steenbergen,
hierna: de heffingsambtenaar,
en het incidenteel hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 29 mei 2019, nummer BRE 17/6564, in het geding tussen de heffingsambtenaar en belanghebbende.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de beschikking gegeven en daarbij de waarde van de onroerende zaak [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen 2017 (hierna: de aanslag OZB) bekendgemaakt.
1.2.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan en daarbij het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en een verweerschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft een reactie ingediend op het incidenteel hoger beroep en het verweerschrift.
1.6.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
1.7.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2020 via een beeldverbinding. Aan de zitting hebben deelgenomen belanghebbende en diens gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] en [taxateur] (taxateur).
1.8.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het is een vrijstaande woning, op twee
aaneensluitende kadastrale percelen, met een inpandige garage, een dakterras, twee dakkapellen en een eigen ligplaats (aan het water). De woning is gebouwd in 1996. De inhoud van de woning is ongeveer 401 m3 en de totale perceeloppervlakte is ongeveer 447 m2. De woning is onderdeel van een kleinschalig complex van 11 soortgelijke woningen gelegen op een schiereiland aan de waterloop “ [A] ”.
2.2.
De waarde van de woning is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2016 (hierna: de waardepeildatum) voor het jaar 2017 vastgesteld op € 397.000.
2.3.
De rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de WOZ-waarde verminderd tot € 369.000, de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd, de Minister voor Rechtsbescherming veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.532 en gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende vergoedt.

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vermindering van de WOZ-waarde tot primair € 275.000, subsidiair € 289.000, meer subsidiair € 312.000 en dienovereenkomstige aanpassing van de aanslag OZB. Meest subsidiair concludeert belanghebbende tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
3.3.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot handhaving van de beschikte WOZ-waarde en de aanslag OZB.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
4.1.
Partijen zijn tijdens de zitting bij wijze van compromis overeengekomen dat de waarde van de woning per de waardepeildatum, overeenkomstig de vaststelling van de rechtbank, € 369.000 bedraagt.
4.2.
Het hof zal dienovereenkomstig beslissen en de uitspraak van de rechtbank bevestigen.
Tussenconclusie
4.3.
Het hoger beroep van de heffingsambtenaar en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende zijn ongegrond.
Ten aanzien van het griffierecht
4.4.
De griffier heft van de heffingsambtenaar een griffierecht van € 519, omdat het hof de uitspraak van de rechtbank bevestigt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.5.
Partijen hebben over de hoogte van de proceskosten tijdens de zitting overeenstemming bereikt. De heffingsambtenaar zal € 1.050 proceskosten vergoeden, zijnde het totaal van 2 (punten) [1] x € 525 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak).

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep ongegrond;
  • verklaart het incidenteel hoger beroep ongegrond;
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
  • bepaalt dat van de heffingsambtenaar een griffierecht wordt geheven van € 519;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij het hof van € 1.050.
De uitspraak is gedaan door M.M. de Werd, voorzitter, T.A. Gladpootjes en J.M. van der Vegt, in tegenwoordigheid van A.S. van Middelkoop, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2020 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.1 punt voor hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting bij het hof.