Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[de apotheek],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5134647 CV EXPL 16-4410)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven, met productie;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
“OVEREENKOMST van SAMENWERKING”(hierna: de samenwerkingsovereenkomst) ondertekend.
“als bestuurder van de besloten vennootschap Medisch Centrum [vestigingsnaam] B.V. i.o. en deze B.V. in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd”.
“de voordelen zien van een samenwerking in een gezondheidscentrum in de vorm van een A-HOED”(Apotheek en Huisartsen Onder Een Dak), dat zij
“voor de uitoefening van hun praktijk tezamen de beschikking hebben over een daarvoor geschikte huisvesting op een bouwlocatie aan de [adres] in [vestigingsplaats] welke zij gezamenlijk zullen huren”van een derde en dat
“zowel de apotheker als de huisartsen ieder afzonderlijk in het gezondheidscentrum een apotheek respectievelijk een huisartsenpraktijk zullen vestigen en in stand zullen houden”.Verder staat in de samenwerkingsovereenkomst vermeld dat partijen bij de samenwerkingsovereenkomst verklaren
“met ingang van het bedrijfsklaar opleveren van de huisvesting (…) voor de duur van 10 jaar (…) onderhavige samenwerkingsovereenkomst”aan te gaan en dat de samenwerkingsovereenkomst ten doel heeft
“het treffen van een gezamenlijke regeling betreffende een aantal exploitatielasten met betrekking tot het (…) praktijkpand.”
“De kosten van aanschaf, onderhoud en eventuele vervanging van de telefooncentrale (…) evenals de kosten van automatisering door partij [de apotheker] worden gedragen”.In artikel 19 lid 1 van de samenwerkingsovereenkomst is, kort gezegd, bepaald dat
“Partij [de apotheker] (…) de eerste 10 jaren (…) van deze overeenkomst aan ieder van de huisartsen (…) een bijdrage in de door dezen aan de verhuurder te betalen huurpenningen”zal voldoen ter grootte van 70% en dat
“De huisartsen (…) het restant van 3/10 gedeelte van de (…) verschuldigde huurpenningen voor hun eigen rekening (…)”nemen. Verder is in artikel 19 lid 1 van de samenwerkingsovereenkomst bepaald dat
“Partij [de apotheker] (…) met partij [geïntimeerde] een van het bovenstaande afwijkende regeling”zal treffen. Deze afwijkende regeling houdt in dat aan [geïntimeerde] gedurende de eerste zeven jaren van de samenwerkingsovereenkomst de volledige door hem te betalen huurpenningen (€ 2.951,92 per maand) worden vergoed. In artikel 19 lid 2 van de samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat de huisartsen
“bij de uitoefening van hun beroep op generlei wijze gebonden”zijn
“aan partij [de apotheker] of de door partij [de apotheker] in het gezondheidscentrum gevestigde apotheek”.
“alle rechtshandelingen - die namens de vennootschap in oprichting (die daarbij onder meer handelde onder de naam (…) Medisch Centrum [vestigingsnaam] B.V. i.o. (…)) voor de inschrijving in het handelsregister ((…) 27 maart 2008) zijn verricht - te bekrachtigen.”
“Onlosmakelijk verbonden”is met de samenwerkingsovereenkomst, is onder meer opgenomen dat
“Partij [de apotheker] (…) - gedwongen door het veranderde financiële klimaat - gedurende de jaren (…) 2013 niet langer aan zijn betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst (…)”heeft voldaan, dat partijen bij het addendum
“in verband met de gewijzigde omstandigheden”overeenkomen
“dat artikel 19 lid 1 per 1 januari (…) geen toepassing meer vindt”en dat de samenwerkingsovereenkomst
“Voor het overige (…) onverkort van kracht”blijft. Verder is in het addendum, voor zover thans relevant, bepaald dat
“Partij [de apotheker] (…) uiterlijk 15 februari 2014”aan de huisartsen die partij zijn bij het addendum
“de ICT vergoeding verschuldigd over 2013 en voor zover nog niet voldaan over 2012”zal voldoen.
primairegrondslag is de kantonrechter niet toegekomen omdat de voorwaarde waaronder deze vordering is ingesteld, niet is vervuld. De vordering in voorwaardelijke reconventie op de
subsidiairegrondslag is door de kantonrechter afgewezen.
grief IIkeert [de apotheek] zich tegen de verwerping van haar verweer dat de samenwerkingsovereenkomst in strijd is met artikel 11 Besluit Geneesmiddelenwet (Bgw) en om die reden nietig, althans vernietigbaar is.
“voorschrijvers[toevoeging hof: artsen]
en apotheekhoudenden”om
“met elkaar rechtstreeks of indirect een overeenkomst of een andere vorm van samenwerking aan te gaan die tot gevolg heeft of kan hebben dat het ter hand stellen van UR-geneesmiddelen[toevoeging hof: uitsluitend op recept te verstrekken geneesmiddelen]
aan patiënten door andere overwegingen dan die van een goede geneesmiddelenvoorziening wordt beïnvloed.”
het daartoe strekkende artikel 18 opgenomen. De gedachte die ten grondslag ligt aan artikel 18 BUA is dat “de kat niet op het spek moet worden gebonden”. De pendant van dit verbod voor de voorschrijvers was opgenomen in artikel 11 van de Wet uitoefening geneeskunst. (…)
“(…) Art. 18 BUA houdt - voor zover thans van belang - een verbod in voor de apotheker om met een arts, rechtstreeks of zijdelings, enige overeenkomst hoe ook genaamd, betreffende het leveren van geneesmiddelen aan derden aan te gaan. Deze bepaling strekt mede ertoe te voorkomen dat een arts zich bij zijn beslissing om een patiënt een geneesmiddel voor te schrijven (mede) laat leiden door het financiële belang dat de arts (mogelijk) heeft doordat de patiënt het voorgeschreven geneesmiddel betrekt van een apotheek waaraan de arts financieel gelieerd is.
in strijd is met de strekking van art. 18 BUA, heeft het hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof heeft ook niet geoordeeld dat art. 18 BUA rechtstreeks verbiedt dat huisartsen een financieel belang hebben in een apotheek, maar het heeft mede uit de strekking van deze bepaling afgeleid dat een dergelijke belangenverstrengeling zich niet verdraagt met de, ook door de huisartsen te respecteren, verplichting van apothekers om zich te onthouden van iedere invloed op het voorschrijven van geneesmiddelen, omdat daarbij financiële belangen geen enkele rol mogen spelen, nu dit afbreuk zou kunnen doen aan een verantwoorde patiëntenzorg. De door het hof aangenomen strekking van art. 18 BUA komt overeen met hetgeen thans uitdrukkelijk ook voor artsen is bepaald in art. 11 van het Besluit Geneesmiddelenwet (Stb. 2007, 128), welke bepaling door de wetgever mede is bedoeld als een verduidelijking van art. 18 BUA. (…)”.
“strijd met fundamentele beginselen van de rechtsorde of met algemene belangen van fundamentele aard”.
“bij de uitoefening van hun beroep op generlei wijze gebonden”zijn
“aan partij [de apotheker] of de door partij [de apotheker] in het gezondheidscentrum gevestigde apotheek”.In deze zaak heeft [geïntimeerde] ook daadwerkelijk naar de letter en geest van deze bepaling gehandeld. Zo heeft [geïntimeerde] reeds ter comparitie in eerste aanleg verklaard dat hij zich
“volkomen vrij”voelde om
“al dan niet te verwijzen naar”[de apotheek] en heeft [de apotheker] ter gelegenheid van deze comparitie verklaard dat
“het aantal doorverwijzingen van patiënten uit de praktijk van [geïntimeerde] niet toenam”.Daaruit volgt dat artikel 19 lid 2 van de samenwerkingsovereenkomst voor [geïntimeerde] geen dode letter was en dat van beïnvloeding van het voorschrijven en ter hand stellen van geneesmiddelen ten nadele van patiënten niet is gebleken.
“strijd met fundamentele beginselen van de rechtsorde of met algemene belangen van fundamentele aard”oplevert, laat staan strijd met fundamentele beginselen die de wezenlijke belangen van de samenleving betreffen en vorm geven aan grondslagen waarop de ethische, juridische en economische orde van de samenleving steunt, zoals door [de apotheek] gesteld.
grief IV, ingesteld onder de voorwaarde dat de overige grieven van [de apotheek] falen en het hof van oordeel is dat de samenwerkingsovereenkomst partijen bindt, komt [de apotheek] op tegen de afwijzing van haar vordering om, kort gezegd, voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst, die samenwerkingsovereenkomst te ontbinden en [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen aan hem ter uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst is voldaan.