Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/239302/HA ZA 17-432)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord;
- de akte depot van 25 februari 2020 van [appellant 1] ;
- het pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij H-formulier van 18 februari 2020 door [appellant 1] toegezonden producties, die [appellant 1] bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
“Het is de bedoeling om de vennootschap onder firma tot een einde te brengen waarbij de schulden worden teruggebracht naar nul. Door mij wordt onderzocht hoeveel nodig is om alle schulden te saneren.”
“(…) Zoals het er nu naar uitziet zal PostNL zo’n € 100.000,00 ter beschikking stellen mits de crediteurensanering succesvol afgerond wordt. Het voorstel dat
“(…)
gebruik maken van de diensten van [Techniek] , ervan uitgaande dat [Techniek] voldoende (kwalitatief) menscapaciteit ter beschikking heeft en onder in ieder geval de navolgende voorwaarden:
“(…) Daarnaast willen cliënten de mogelijkheid van acceptatie verhogen door [Techniek] niet twee maanden vervoer te garanderen maar zes maanden. Cliënten menen dat PostNL daarmee weinig verkeerd kan doen omdat na twee maanden PostNL nooit een andere contractspartij zou kunnen vinden die dezelfde kwaliteit kan leveren als [Techniek] . Dit uitzendbureau heeft namelijk veel ervaring met het uitrijden van posten is de meest geschikte partij om dat te doen. PostNL moet toch de kosten maken en laat dan de kosten vallen bij [Techniek] zodat [Techniek] op dit moment instemt met een crediteurensanering waarbij zij meer dan 50% van haar vordering moet laten vallen.”en over zijn facturen
“Dan is er nog de laatste aanvullende voorwaarde van de heren [appellant 1] en wel dat ik zelf te allen tijde betaald zal worden, ook als de sanering niet slaagt. Mocht de sanering niet slagen en het budget moet worden terugbetaald aan PostNL dan zal dit enkel en alleen gebeuren onder aftrek van de tot dan gemaakte kosten voor advocaat.”
“In de bijlage een kopie werkbriefje van een van onze medewerkers, die een rit van ons rijd, in opdracht van en als subco baas [Techniek] (…) Er moet ergens in het contact met postnl staan: als er een rit vervalt en niet meer gereden kan worden (postnl heeft samen met onze levancier [Techniek] ons buiten spel gezet) er nog 5 weken de rit nabetaald moet worden. (…) kunnen we ervanuit gaan dat [Techniek] nu niet meer faillissement aanvraagt, nu ze de deal met PostNL (onze klant/leverancier) al gesloten hebben. Heeft u voor ons een tussenstand, het is best spannend voor ons??”
“Aangaande dit laatste laat ik u nog weten dat inmiddels een aantal auto’s zijn opgehaald door vertegenwoordigers van leasemaatschappijen. Ik verzoek u vriendelijk doch dringend alle berekeningen ingekomen aan mij te zenden zodat ik deze kan delen met PostNL. Na ophalen van de auto’s en het executeren van de auto’s in de zin van verkopen van deze auto’s zal er een restschuld overblijven. Ik weet uit ervaring dat de restschulden ook gesaneerd worden, maar de percentages kan ik nog niet noemen. Uiteraard zal ik dit met PostNL bespreken omdat zij verantwoordelijk zijn voor de afwikkeling van die restschulden. Uiteraard zal ik namens PostNL, indien ik daartoe opdracht ontvang, ook de restschulden afwikkelen. Ik zal natuurlijk wel een prijs moeten afspreken met PostNL over deze werkzaamheden.
“Ook vraag ik vriendelijk een standpunt over de leasemaatschappijen of in ieder geval opdracht van u om met de leasemaatschappijen in overleg te gaan. Ik kan voor u bereiken dat nog een aantal auto’s overgenomen kunnen worden óf ik kan ook voor u de onderhandelingen met de leasemaatschappijen aangaan om de restschuld af te kopen.”
“Ik kom terug op ons telefoongesprek van gisteren waaraan ook de heren [appellant 1] deelnamen. U verzocht namens de heren [appellant 1] om toestemming voor de betaling van een bedrag van circa EUR 13.500,-- aan de concurrente crediteuren. Daarmee zouden alle concurrente crediteuren zijn afgekocht, zo hield u mij voor. De heren [appellant 1] voegden daar nog op persoonlijk titel aan toe dat indien PostNL de gevraagde toestemming niet dezelfde dag voor 20:00 uur zou verlenen zij naar buiten zouden treden met voor PostNL beschadigende informatie (…). Voor wat betreft dit laatste merk ik op dat het voor PostNL onaanvaardbaar is dat de heren [appellant 1] zich met hun dreigement feitelijk onttrekken aan een uitvoering van gemaakte afspraken. (…) PostNL [is] slechts bereid de gevraagde toestemming te verlenen indien wordt voldaan aan de navolgende voorwaarden i (…) – viii (…).”
“Wij zijn vandaag in [plaats] bij PostNL geweest om met u in gesprek te komen inzake [de vof] /PostNL. (…) We hebben ook onze advocaat (de heer [geïntimeerde] ) op non actief gesteld en willen graag met u kijken hoe we [de vof] gaan liquideren (…)”.
“(…) Daarnaast dien ik namens PostNL te benadrukken dat de gehele gang van zaken verwarrend is en onnodig gecompliceerd wordt door de stellingname(s) van uw cliënten. PostNL behoudt zich dan ook alle rechten en weren voor, o.a. met inachtneming van de door uw cliënten gecreëerde situatie, en daardoor o.a. de vertraging die is opgetreden en de tussentijdse acties die door uw cliënten zijn genomen (en waarvan PostNL onomstotelijk bewijs heeft mede omdat de heren [appellant 1] het noodzakelijk vonden die acties telefonisch aan te kondigen en afschriften van berichten dienaangaande aan PostNL-medewerkers toe te sturen).”
“In afwachting van deze afspraak verzoek ik vriendelijk om tot uitkering over te gaan aan alle kleine concurrenten ter voorkoming van verhoging van het totaal verschuldigde bedrag. Ik denk dat zowel de heren [appellant 1] als PostNL erbij zijn gebaat om deze tussentijdse uitkering te doen.”Dit verzoek is de daaropvolgende dag afgewezen door PostNL.
“Zonder inhoudelijk te reageren op uw laatste bericht aan mij wil ik u toch in overweging geven PostNL te verzoeken de kleine crediteuren uit te laten keren. Indien de kleine crediteuren niet van de lijst komen doordat de schulden zijn ingelost verwacht ik binnen een aantal dagen onherroepelijk problemen. Uiteraard kan en wil ik daar geen verantwoordelijkheid voor nemen en zal ik bij het foutlopen van deze sanering de oorzaak zoeken in de houding van PostNL.”Dezelfde dag heeft hij aan [appellant 1] uitgelegd welke problemen er nog waren.
“Tijdens de bespreking presenteerde u een aangepast crediteurenoverzicht dat ook door u werd toegelicht. Afgezien van de in het overzicht genoemde bedragen wees u ook nog op een BTW vordering van € 33.000 en op eigen kosten ten bedrage van € 19.420,50 (inclusief BTW). Voorts maakte u namens de heren [appellant 1] aanspraak op vergoeding van accountantskosten en additionele advocaatkosten ten bedrage van tweemaal € 5.000. Tenslotte maakt u namens de heren [appellant 1] aanspraak op zogenoemd leefgeld ten bedrage van EUR 25.000.
“Ik liet je gisteren al weten dat komende dinsdag het faillissementsverzoek wordt behandeld. Ik had je vandaag uitleg willen geven wat daar dan besproken wordt zodat je je niet hoeft te concentreren op de dingen die nu jouw aandacht opslokken. Je moet aandacht schenken aan het treffen van een regeling met de aanvragers zodat jullie meer tijd hebben om de sanering af te maken.”
“Naar aanleiding van uw e-mail had ik contact met de heer [medewerker PostNL 2] van PostNL. Hij verklaarde dat PostNL ermee heeft ingestemd dat uw kosten gefinancierd zouden worden uit het depot. Indien zou blijken dat dat depot ontoereikend is dan zou PostNL uw kosten separaat voldoen. Dit heeft de heer [medewerker PostNL 2] ook rechtstreeks zo met u besproken.”
“5.10 Naar het oordeel van het hof heeft verweerder ook in financieel opzicht onzorgvuldig gehandeld. Vaststaat dat verweerder in september en november 2014 zijn declaraties ten bedrage van totaal € 15.000,-- (exclusief BTW en kantoorkosten) heeft betaald uit de derdengelden. Verweerder voert aan dat hij hiervoor de goedkeuring van klagers en PostNL had. Klagers betwisten dit. Verrekening van een openstaande factuur met op de derdenrekening ontvangen gelden is slechts mogelijk indien de cliënt daarvoor zijn uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. (…) Niet gebleken is dat verweerder met instemming van klagers en PostNL van de gemaakte afspraken mocht afwijken en toestemming had om zijn declaraties, die hij bewust niet heeft toegezonden aan klagers en PostNL, te verrekenen met de op zijn derdenrekening ontvangen bedrag van € 100.000,--. (…) Onder deze omstandigheden acht het hof voldoende aannemelijk dat verweerder het op zijn derdengeldrekening gestorte bedrag voor andere doeleinden heeft aangewend dat afgesproken. Het hof acht de handelwijze van verweerder onzorgvuldig. (…) ”
Het deel van het verwijt dat hoort bij het staken van de medewerking door PostNL na de bespreking op 15 juli 2015 zal het hof hierna behandelen bij verwijt h.
“Onder de navolgende aanvullende voorwaarden willen de heren [appellant 1] instemmen met uw voorstel. (…) Daarnaast willen cliënten de mogelijkheid van acceptatie verhogen door [Techniek] niet twee maanden vervoer te garanderen maar zes maanden. Cliënten menen dat PostNL daarmee weinig verkeerd kan doen omdat na twee maanden PostNL nooit een andere contractspartij zou kunnen vinden die dezelfde kwaliteit kan leveren als [Techniek] . Dit uitzendbureau heeft namelijk veel ervaring met het uitrijden van posten is de meest geschikte partij om dat te doen. PostNL moet toch de kosten maken en laat dan de kosten vallen bij [Techniek] zodat [Techniek] op dit moment instemt met een crediteurensanering waarbij zij meer dan 50% van haar vordering moet laten vallen. (…)”[appellant 1] ontkent deze informatie toen te hebben ontvangen van [geïntimeerde] . Deze blote stelling heeft [appellant 1] na de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] niet nader onderbouwd. Gelet op de inhoud van het tegenvoorstel van [geïntimeerde] aan PostNL van 5 september 2014 ten aanzien van de regeling met [Techniek] , gaat het hof er van uit dat [appellant 1] wel tijdig op de hoogte was van het voorstel van PostNL op dit punt en dat [appellant 1] bij de formulering van het tegenvoorstel betrokken is geweest. Uit de e-mailberichten van [appellant 1] aan [geïntimeerde] van 8, 9 en 18 september 2014 (rov. 3.1.10 en 3.1.13) blijkt bovendien dat [appellant 1] wist dat PostNL [Techniek] rechtstreeks had ingeschakeld en schrijft hij over het verder onderhandelen door [geïntimeerde] voor een contract met PostNL en maakt hij zich juist bezorgd over het deel van de afspraak dat PostNL de samenwerking met [Techniek] heeft overgenomen.
“ach meneer [appellant 1] maakt u zelf toch niets wijs hè (…) geloof maar niet in sprookjes (…) daar moeten we gewoon reëel in zijn klaar, dat is geen oplossing.”Het was dus niet [geïntimeerde] die deze mogelijkheid afwees. Het hof overweegt dat er bovendien onvoldoende aanknopingspunten zijn om te oordelen dat [geïntimeerde] in dat gesprek door het innemen van een ander standpunt dan mr. Huppertz het had kunnen leiden tot een concreet aanbod van PostNL dat had kunnen worden aanvaard.