In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die door de inspecteur van de Belastingdienst aan belanghebbende was opgelegd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ten dele gegrond verklaard, maar het merendeel van de bezwaren afgewezen. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het hof.
Het hof heeft vastgesteld dat de bestelauto op naam van belanghebbende is gesteld in het kentekenregister en dat hij derhalve als belastingplichtige moet worden aangemerkt. Belanghebbende stelde dat de bestelauto op het moment van registratie bijna vijf jaar oud was en dat hij recht had op een volledige afschrijving. Het hof verwierp deze stelling, omdat de wetgeving duidelijk maakt dat de termijn van vijf jaar niet naar boven kan worden afgerond. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd. Het hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding gezien om het griffierecht of de proceskosten te vergoeden.