Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- [bedrijf 1] .,
- [bedrijf 2] ,
- [bedrijf 3] ,
- [bedrijf 4] , en
- [bedrijf 5] .
- Betaalrekeningen, spaarrekeningen en depositorekeningen;
- Beleggingsdiensten waaronder het aanhouden van beleggingsrekeningen, het verstrekken van beleggingsadviezen en vermogensbeheer waarbij klanten hun beleggingen laten beheren door belanghebbende;
- Een online platform voor sparen en beleggen;
- Zakelijke en private financieringsvormen waaronder financiering van onroerende zaken,
- Gespecialiseerde diensten voor ondernemers ( Equity Management Services );
- Ondersteuning van goede doelen ( Charity Services ).
- interestbaten: ( [XX %] (zie onder 2.4) x voorbelasting) x (belaste interestbaten/totale interestbaten); en
- provisiebaten: ( [YY %] (zie onder 2.4) x voorbelasting) x (belaste provisiebaten/totale provisiebaten).
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- Primair: vermindering van het bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 juli tot en met 30 september 2015 tot een te ontvangen bedrag van € 2.129.745;
- Subsidiair: vermindering van het bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 juli tot en met 30 september 2015 tot een te ontvangen bedrag van € 1.605.348;
- Meer subsidiair (1): vermindering van het bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 juli tot en met 30 september 2015 tot een te ontvangen bedrag van € 2.590.681;
- Meer subsidiair (2): vermindering van het bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 juli tot en met 30 september 2015 tot een te ontvangen bedrag van € 1.505.145;
- Meer subsidiair (3): vermindering van het bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 juli tot en met 30 september 2015 tot een te betalen bedrag van € 1.063.399;
- Uiterst subsidiair: vermindering van het bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 juli tot en met 30 september 2015 tot een te betalen bedrag van € 1.734.762.
4.Gronden
3.4.2. Bij economische handelingen (belast/vrijgesteld)
5.Beslissing
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
- verklaarthet bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak op bezwaar;
- bepaaltdat belanghebbende over de in geschil zijnde periode recht heeft op een te ontvangen bedrag aan omzetbelasting groot € 1.505.145;
- gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door haar ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 841 vergoedt, en
- veroordeeltde Inspecteur tot vergoeding in de kosten van het bezwaar en van het geding bij de Rechtbank en bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 3.147.