ECLI:NL:GHSHE:2019:847

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
200.250.871_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoning in kort geding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in kort geding tot ontruiming van een huurwoning. De appellant, [appellant], heeft een huurwoning gehuurd van Stichting Woonpunt sinds 23 augustus 2010. De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg heeft op 9 november 2018 in eerste aanleg geoordeeld dat [appellant] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning diende te ontruimen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarbij hij tevens een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging heeft ingediend. In de memorie van antwoord heeft Woonpunt aangegeven dat de woning op 6 december 2018 is ontruimd, en stelt dat [appellant] geen belang meer heeft bij de gevorderde schorsing. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om te reageren op deze stelling van Woonpunt.

De zaak is op 5 maart 2019 behandeld, waarbij het hof heeft besloten om de zaak aan te houden voor verdere beoordeling. De rol van 19 maart 2019 is vastgesteld voor akte aan de zijde van [appellant]. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, zowel in het incident als in de hoofdzaak, en de zaak is verwezen naar de rol voor overleggen verhinderdata van partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.250.871/01
arrest van 5 maart 2019
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
hierna aan te duiden als: [appellant] ,
advocaat: mr. J.M. McKernan te Sittard,
tegen
Stichting Woonpunt,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: Woonpunt,
advocaat: mr. M.P.H. van Wezel te Utrecht,
op het bij exploot van dagvaarding van 3 december 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 november 2018, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en Woonpunt als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7251623 CV EXPL 18-6167)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven, tevens houdende incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis in eerste aanleg met producties;
  • de memorie van antwoord in het incident, tevens antwoord in de hoofdzaak met producties.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
In het vonnis van de voorzieningenrechter van 9 november 2018 is [appellant] veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] , die hij sinds 23 augustus 2010 van Woonpunt huurt, te ontruimen en te verlaten met al hetgeen zich vanwege [appellant] daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin of daarop vanwege [appellant] bevinden, onder afgifte van de sleutels aan Woonpunt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2.
De vordering in het incident strekt tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 november 2018.
3.3.
In haar memorie van antwoord in het incident heeft Woonpunt medegedeeld dat de woning op 6 december 2018 is ontruimd. Volgens Woonpunt betekent dit dat [appellant] geen belang meer heeft bij de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging.
3.4.
Alvorens een beslissing te nemen in het incident, zal het hof [appellant] in de gelegenheid stellen te reageren op de stelling van Woonpunt dat hij geen belang meer heeft bij een beslissing in het incident.
3.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
In de hoofdzaak
3.6.
[appellant] heeft op de rol van 19 februari 2019 pleidooi gevraagd. Op de dag van de uitspraak van dit arrest, 5 maart 2019, staat de zaak voor overleggen verhinderdata partijen (periode april t/m juli 2019) aan de zijde van appellant.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
verwijst de zaak naar de rol van 19 maart 2019 voor akte aan de zijde van [appellant] met het hiervoor in rechtsoverweging 3.4 vermelde doel, ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak is verwezen naar de rol van vandaag voor overleggen verhinderdata partijen (periode april t/m juli 2019) aan de zijde van appellant;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, J.I.M.W. Bartelds en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 maart 2019.
griffier rolraadsheer