In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in kort geding tot ontruiming van een huurwoning. De appellant, [appellant], heeft een huurwoning gehuurd van Stichting Woonpunt sinds 23 augustus 2010. De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg heeft op 9 november 2018 in eerste aanleg geoordeeld dat [appellant] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning diende te ontruimen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarbij hij tevens een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging heeft ingediend. In de memorie van antwoord heeft Woonpunt aangegeven dat de woning op 6 december 2018 is ontruimd, en stelt dat [appellant] geen belang meer heeft bij de gevorderde schorsing. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om te reageren op deze stelling van Woonpunt.
De zaak is op 5 maart 2019 behandeld, waarbij het hof heeft besloten om de zaak aan te houden voor verdere beoordeling. De rol van 19 maart 2019 is vastgesteld voor akte aan de zijde van [appellant]. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, zowel in het incident als in de hoofdzaak, en de zaak is verwezen naar de rol voor overleggen verhinderdata van partijen.