9.1.1.Bij de beoordeling van de hoofzaak in deze kortgedingprocedure kan – wat betreft de periode tot het wijzen van het kortgedingvonnis van 9 november 2018 – worden uitgegaan van de volgende feiten.
- Bij huurovereenkomst van 23 augustus 2010 heeft Woonpunt aan [appellant] de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] verhuurd.
- Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. In artikel 7.6 van de algemene voorwaarden staat onder meer het volgende:
‘Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.’
- [appellant] heeft in eerste aanleg een mutatierapport van de politie van 23 mei 2018 overgelegd. Daarin staat onder meer het volgende.
‘IOV OC gereden naar de [adres 1] te [woonplaats] omdat de bewoner ( [appellant] ) gedurende de nachtelijke uren, in de woning met voorwerpen zou gooien en met spullen slepen. Meldster had hierop op de muur gebonkt en gevraagd of [appellant] hiermee kon stoppen. [appellant] begon hierop te schelden In de richting van de meldster. Tevens werd eerder in de nacht een melding gemaakt over geluidsoverlast van de honden van [appellant] .
Toen wij verbalisanten ter plaatse kwamen en voor de deur van [appellant] stonden, begon een hond in de woning hard te blaffen. Na te hebben aangeklopt en ons kenbaar te hebben gemaakt als politie, hoorden we vanuit de woning: “flikker op, laat mij met
rust”. Na herhaaldelijk kloppen werd ons de deur geopend door [appellant] die duidelijk strak stond van de verdovende middelen. [appellant] kwam verward over en vertelde onsamenhangende verhalen dat hij gehackt werd door de buurvrouw.
Daarnaast zei [appellant] dat hij last had van andere omwonenden die constant aan het kloppen en bonken waren. Hierbij wees hij zelfs naar de “bovenbuurman” terwijl hij op de bovenste verdieping woonde.’
- Vanaf medio 2018 heeft Woonpunt van de op het adres [adres 2] wonende buurvrouw van [appellant] , mevrouw [buurvrouw van appellant] (hierna: [buurvrouw van appellant] ), meerdere klachten ontvangen over door [appellant] veroorzaakte overlast.
- Op 25 juli 2018 is er een incident geweest bij de woning van [appellant] . Daarbij is een raam van de woonkamer van de woning vernield en is de politie ter plaatse geweest.
- Op 31 juli 2018 hebben medewerkers van Woonpunt, de politie en de gemeente een huisbezoek gebracht aan de woning van [appellant] . Als productie 5 bij de inleidende dagvaarding zijn foto’s overgelegd van de daarbij in de woning aangetroffen situatie. In de van het huisbezoek opgemaakte verslaglegging staat onder meer het volgende:
‘(…) zijn woning is niet leefbaar en hoogstwaarschijnlijk onveilig (zie bijlage). Ik overleg dit met (…) en stuur hem de foto’s.
De heer [appellant] was aanspreekbaar, hij lijkt paranoia of psychotisch.
In overleg met heer [appellant] geprobeerd om hem vrijwillig opgenomen te krijgen, maar Mondriaan heeft geen plek. Hij heeft twee honden (pitbull achtige), waarvan 1 agressief is, de zwarte. (…) biedt aan om (…) tijdens de opname van [appellant] de opname van de honden te betalen.
Heer [appellant] meldt zich morgen op zijn afspraak bij Mondriaan.’
- Op 1 augustus 2018 hebben medewerkers van Woonpunt wederom een bezoek gebracht aan de woning. Als productie 6 bij de inleidende dagvaarding zijn foto’s overgelegd van de daarbij aangetroffen situatie. In de van het huisbezoek opgemaakte verslaglegging staat onder meer het volgende:
‘Vandaag samen met (…) wederom bij de heer [appellant] geweest in verband met overlast. Inmiddels waren er ook al weer een aantal politie auto’s aanwezig en werd de heer [appellant] al afgevoerd toen we aankwamen. De heer [appellant] was weer helemaal van streek en had zijn huiskamerraam voor de tweede keer in een week kapot gemaakt. Ook heeft hij met een zelfgemaakt zwaard over de galerij gelopen. De bewoners hebben goed de schrik erin en voelen zich niet meer veilig. De buurvrouw is al vier dagen niet meer thuis geekomen omdat zij bang is voor de heer [appellant] .’
- Op of omstreeks 9 september 2018 heeft [appellant] een bericht op Facebook geplaatst waarin hij ‘de buur op [huisnummer van adres 2] ’ (hof: waarmee kennelijk de op [adres 2] wonende [buurvrouw van appellant] werd bedoeld) heeft beschuldigd van het met een hamer mishandelen van zijn hond, van het ingooien van een ruit en van diefstal.
- Op of omstreeks 12 september 2018 heeft [buurvrouw van appellant] aan Woonpunt meegedeeld dat [appellant] bij haar voor de deur heeft gestaan met een ijzeren staaf, dat [appellant] dingen over [buurvrouw van appellant] op Facebook heeft gezet en dat zij zich bedreigd voelt. [buurvrouw van appellant] heeft voorts kenbaar gemaakt te willen verhuizen, binnen het complex of daarbuiten. Woonpunt heeft toegezegd om [buurvrouw van appellant] te helpen bij het realiseren van de door haar gewenste verhuizing.
- [buurvrouw van appellant] heeft op 12 september 2018 aangifte gedaan bij de politie ter zake het bericht dat [appellant] over haar op Facebook heeft geplaatst.